aan de linkerkant staan zo aangesloten dat stroom vanaf X naar punt B toe loopt en van punt A weg loopt. De andere diodes moeten dus ook moeten zo staan dat stroom vanaf Y naar B toeloopt en vanaf A weg. Zie afbeelding hieronder.
De gelijkrichtcel zorgt ervoor dat de dalletjes omklappen en veranderen in bergjes. Een complete
periode in figuur 2 bestaat dus uit 2 bergjes. Aflezen geeft dan T =20 ms. Voor de frequentie vinden we dan met f = 1/T
f = 1 / 20·10
-3 = 50 Hz
Eerder gestelde vragen | Gelijkrichtcel
Op zondag 7 jul 2024 om 11:36 is de volgende vraag gesteld
Hi, ik snap niet helemaal waarom 1 periode 2 bergjes zijn
Erik van Munster reageerde op zondag 7 jul 2024 om 14:59
Normaal is 1 periode een topje en een dalletje (denk bv aan de grafiek van f(x)= sin (x). Maar hier wordt een gelijkrichtcel gebruikt waardoor negatieve spanning omgezet wordt in positieve spanning. De dalletje (negatieve spanning) wirden omgezet in bergjes (positeve spanning). Vandaar dat één periode , nadat het door de gelijkrichtcel is gegaan, gelijk is aan twee bergjes.
Op maandag 22 apr 2024 om 17:33 is de volgende vraag gesteld
bij vraag c:
hoezo gaat er pas stroom lopen op het hoogste punt van de V? want vanaf dat v niet meer nul is is er toch meteen al spanning?
Erik van Munster reageerde op maandag 22 apr 2024 om 18:51
Bij vraag c zie je dat er in het begin geen spanning gemeten wordt. De diode “blokkeert” dan. Pas als de spanning zonder weerstand (streepjeslijn) 1,6 V is geworden is er spanning te meten. Je kijkt dus niet naar de maximale spanning maar helemaal in het begin naar het punt dat met de weerstand er voor het eerst spanning wordt gemeten.
Op maandag 7 nov 2022 om 13:27 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,
Hoe kon ik weten dat een gelijkrichtcel van de dalletjes een berg maakt? I
Op maandag 7 nov 2022 om 14:40 is de volgende reactie gegeven
Ik heb nog een vraagje :). Ik snap antwoord c niet echt. Hoe kan ik zien in de grafiek wanneer er geleiding plaats vindt in de diode?
Erik van Munster reageerde op maandag 7 nov 2022 om 15:41
Zijn 2 dingen die belangrijk zijn om te weten voor deze vraag:
1) Een diode laat alleen stroom door in één richting (kun je zien aan het symbool: het pijltje wijst in de richting van de doorlaatrichting van de stroom). Dit is iets wat je van te voren had moeten leren.
2) Een diode heeft een "drempelspanning". Er gaat pas stroom lopen als de spanning over de diode boven een bepaalde (lage) spanning is. Dit is niet iets wat je moet weten maar dit staat uitgelegd in de opgave zelf.
Als er geen weerstand staat aangesloten loopt er nooit stroom en speelt de drempelspanning geen rol. Als er wél een weerstand staat aangesloten kan er (als de spanning over de diode groter is dan de drempelspanning) wél stroomlopen. Je ziet het effect van de drempelspanning dus alleen met aangesloten weerstand. Je ziet dat de spanning " inzakt" door het aansluiten van de weerstand en uit hoeveel de spanning lager wordt kun je de drempelspanning be