Vraag 19
Het volume van een plaat kun je berekenen uit de in de vraag gegeven hoogte, breedte en dikte. Je vindt dan een volume van
V = 3,0 · 1,0 · 0,010 = 0,030 m
3De massa van de gipsplaat kun je vervolgens berekenen aan de hand van de
dichtheid (ρ). De dichtheid van gips is 2,32·10
3 kg m
-3 (BINAS tabel 10). Met ρ = m/V (zie BINAS tabel 35-C1) vind je vervolgens
m = 2,32·10
3 · 0,030 m
3 = 69,6 kg
Afgerond op twee cijfers is dit 70 kg.
Vraag 20
Warmtestroom is hoeveel joule aan warmte zich per seconde door een materiaal verplaatst. De warmtestroom hangt af van het temperatuurverschil (ΔT), het oppervlak (A), de dikte (d) en de
warmtegeleidingscoëfficiënt van het materiaal (λ). De bijbehorende formule vinden we in BINAS tabel 35-C4:
P = λ·A·ΔT / d
Het oppervlak van één plaat is 1,0 · 3,0 = 3,0 m
2, de dikte is 0,010 m en de warmtegeleidingscoëfficiënt 0,020 Wm
-1K
-1. Het temperatuurverschil (ΔT) is 833 - 53 = 780 °C. Als je dit invult krijg je
P = 0,020 · 3,0 · 780 / 0,010 = 4680 W
Afgerond op twee cijfers is dit 4,7·10
3 W.
Vraag 21
Er bestaan drie soorten van
warmtetransport:
- Bij straling wordt de warmte getransporteerd zonder dat de moleculen hier een rol in spelen. Voor warmtestransport d.m.v. straling is het nodig dat de straling ongehinderd van de ene plaats naar de andere plaats kan zonder onderweg geabsorbeerd te worden. Lucht is vrijwel doorzichting voor de infraroodstraling waar het hier om gaat en dus zal er warmtestransport door straling plaatsvinden in de spouw.
- Bij stroming wordt warmte getransporteerd doordat de moleculen zelf de warmte met zich meevoeren. In de opgave staat dat de lucht in de spouw stil staat dus er vindt geen warmtetransport door stroming plaats.
- Bij geleiding wordt de warmte van molecuul naar molecuul doorgegeven. Dit kan in theorie ook in een gas (lucht) gebeuren maar omdat gasmoleculen ver uit elkaar zitten en weinig met elkaar in contact komen is er nauwelijks geleiding in lucht.
Antwoord A is dus juist: Het warmtetransport in de spouw zal voornamelijk door straling plaatsvinden.
Vraag 22
- In de grafiek in figuur 2 is te zien dat de buitentemperatuur -8 °C is en de binnentemperatuur 17 °C. Temperatuurverschil (ΔT) bij de spouw gevuld met aerogel is dus 25 °C. In figuur 3 is de buitentemperatuur -7 °C en de binnentemperatuur 16 °C. Temperatuurverschil bij de spouw gevuld met polystyreen is dus 23 °C. Aerogel is dus bij dezelfde dikte (beide 50 mm) in staat om een groter temperatuurverschil in stand te houden en isoleert dus beter. Goed isoleren betekent een lage waarde van de warmtegeleidingscoëfficiënt. Uitspraak 1 is waar.
- Het temperatuurverschil is bij polystyreen juist kleiner. Uitspraak 2 is niet waar.
- De warmtestroom is afhankelijk van hoe goed er geïsoleerd is. Betere isolatie betekent een kleinere warmtestroom bij aerogel. Uitspraak 3 is niet waar.
- Zie punten hierboven. Uitspraak 4 is niet waar