Inloggen

Caravanremmen
havo 2023, 2e tijdvak, opgave 3




Vraag 10

(Zie afbeelding hieronder) De spierkracht levert een moment (draaikracht) linksom en de remkracht F een moment rechtsom. Volgens de hefboomwet geldt dan

Fspier·rspier = Frem·rrem

Voor de spierkracht volgt hieruit

Fspier = Frem · (rrem/rspier)

Uit opmeten blijkt dat de arm van spierkracht 5 keer zo groot als die van de remkracht. Dit betekent dat rrem/rspier = 1/5 = 0,2. Voor de benodigde spierkracht vinden we dan

Fspier = 3,5·103 · 0,2 = 7,0·102 N

Vraag 11

In het spanning-rekdiagram (figuur 5) is af te lezen dat de kabel breekt bij een mechanische spanning van 410·106 Nm-2. Uit P = F/A volgt dan voor het oppervlak van de doorsnede

A = F/P = 3,5·103 / 410·106 = 8,5366·10-6 m2

Voor de straal vinden we dan met A=πr2

r = √(8,5366·10-6/π)

r = 1,6484·10-3 m

De diameter is het dubbele hiervan, afgerond 3,3 mm.

Vraag 12

Afgelegde afstand kun je uit het v,t-diagram bepalen met de oppervlaktemethode: de afstand is gelijk aan het oppervlak tussen de grafiek en de x-as (v=0). Dit kan door eerst de afstand die bij één hokje hoort te bepalen en daarna het aantal hokjes onder de grafiek te tellen.

Vraag 13

Zowel de begin- als de eindsnelheid is 0 ms-1. Dit betekent dat de kinetische energie netto niet is toe- of afgenomen tijdens de afdaling. De zwaarte-energie is wel afgenomen. Hiervoor geldt

ΔEz = m·g·h

ΔEz = 3,0·103 · 9,81 · 370 = 1,0889·106 J

Deze energie is in de loop van de afdeling omgezet in warmte. De hoeveel warmte is gelijk aan de negatieve arbeid van de remkracht. Met W = F·s vinden we dan voor de gemiddelde remkracht

F = 1,0889·106 / 4,3·103 =2532,35 N

Afgerond is dit een gemiddelde remkracht van 2,5·103 N.

Vraag 14

In de grafiek (figuur 6) lezen we af dat tussen 550 s en 570 s de snelheid afneemt van 9,2 ms-1 naar 0 ms-1. Voor de (negatieve) versnelling vinden we dan

a = Δv/Δt = 9,2/20 = 0,46 ms-2

Uit de tweede wet van Newton (F=m·a) volgt dan

F = 3,0·103 · 0,46 = 1380 N

Afgerond is dit een gemiddelde remkracht van 1,4·103 N.

Vraag 15

  • Met de soortelijke warmte van ijzer (Binas tabel 8 : 0,46·103 J/K·kg) en Q = c·m·ΔT berekenen de de hoeveelheid warmte.

    Q = 0,46·103 · 5,2 · (175 - 120)

    Q = 131560 J

    Deze warmte werd ontwikkeld van 450 tot 545 s. Dit zijn 95 s. Met P = E/t vinden we dan

    131560 / 95 = 1,3848·103 J/s

    Afgerond is dit een vermogen van 1,4·103 W.
  • De opgewarmde remtrommels geven ook warmte af aan de omgeving en koelen daardoor af. Er is dus meer warmte opgenomen dan uit de temperatuur blijkt.









caravanremmen-1



Vraag over "Caravanremmen"?


    Hou mijn naam verborgen

Eerder gestelde vragen | Caravanremmen

Op donderdag 23 mei 2024 om 17:27 is de volgende vraag gesteld
De uitleg komt niet overeen met het antwoord, hoe kan dat?

Erik van Munster reageerde op donderdag 23 mei 2024 om 17:46
Ah ja. Ik zie het: ontbrak nog het stukje met P=E/t. Heb het net toegevoegd. Dank voor je berichtje.


Op woensdag 22 mei 2024 om 18:42 is de volgende vraag gesteld
Bij vraag 10 deel je r spier alleen door r rem terwijl wiskundig gezien het ook door F gedeeld hoort te worden, hoezo is dit?

Erik van Munster reageerde op woensdag 22 mei 2024 om 19:23
Is wiskundig hetzelfde. Staat alleen zo opgeschreven omdat we uit de tekening hebben bepaald dat rrem/rspier een vijfde is. Maar je kan het ook prima anders opschrijven.

Frem * (rrem/rspier)

Is hetzelfde als…

(Frem * rrem) / rspier