Vraag 1
Het
rendement wordt bepaald door hoe goed de stroomdraad zijn warmte kan afgegeven aan het water. Bij het oude type (figuur 1) wordt alleen warmte overgedragen alleen de kant van de draad die de waterleiding raakt. De kant die naar buiten is gericht geeft zijn warmte af aan de lucht en draagt dus niet bij aan het verwarmen van het water. Bij het nieuwe type (figuur 2) is de draad binnen de waterleiding helemaal omgeven door water. De draad zal dus geen warmte kwijtraken aan de lucht en (vrijwel) al zijn warmte afgeven aan het water en heeft dus een veel hoger rendement.
Vraag 2
De formule die in de opgave gegeven wordt luidt
P = 70·debiet·ΔT
Er wordt gevraagd naar de temperatuurstijging (ΔT). Als we in de formule beide kanten delen door 70·debiet vinden we
ΔT = P /(debiet·70)
Invullen van de in de tabel gegeven waarden geeft
ΔT = 5000 /(70·2,9) = 24,631 °C of K.
Afgerond op twee cijfers is dit 25 °C of K.
Vraag 3
We kunnen de stroom die er door de verwarmer loopt uitrekenen aan de hand van het
elektrisch vermogen met P=U·I (zie BINAS tabel 35-D1). Bij een maximaal vermogen van 5000 W en een spanning van 230 V is de stroomsterkte
I = P/U = 5000/230 = 21,739 A
De
zekering moet dus in ieder geval deze stroomsterkte kunnen doorlaten maar mag ook weer niet een waarde hebben die té groot is anders doet de zekering niet waarvoor hij bedoeld is: Bescherming tegen overbelasting. De meest geschikte zekering is dus die van
25 A.
Vraag 4
In figuur 3 is te zien dat als beide
schakelaars P en Q gesloten zijn, de weerstanden R
1, R
2, R
3, R
4 een
parallelschakeling vormen. In een parallelschakeling geldt dat de totale weerstand afneemt naarmate er meer takken bijkomen. Hierdoor zal er in totaal ook meer stroom gaan lopen waardoor ook het vermogen toeneemt. Als schakelaar Q wordt gesloten betekent dit dat er twee takken (met R
1 en R
2) toegevoegd worden aan de parallelschakeling. Dit betekent dat
- De totale weerstand van de doorstroomverwarmer afneemt
- De totale stroomsterkte door de weerstandsdraden samen toeneemt
- Het vermogen van de doorstroomverwarmer daardoor toeneemt
Vraag 5
Bij een vast vermogen zal er per seconde een vaste hoeveelheid warmte-energie aan het water worden afgegeven. Een groter debiet betekent dat er per seconde meer water door de verwarmer stroomt. Dezelfde warmte-energie moet dan méér water verwarmen waardoor de temperatuurstijging van het water kleiner wordt. De grafiek moet dus een
dalende lijn te zien geven
Het tweede waar we rekening mee moeten houden is dat bij een bepaald debiet schakelaar Q gesloten wordt waardoor het vermogen ineens hoger wordt. De temperatuurstijging in het water zal hierbij dus omhoog gaan. Er moet dus in de grafiek een
sprong omhoog te zien zijn bij een bepaald debiet. Alleen grafiek
A voldoet aan allebei de eisen.
Vraag 6
De weerstand van het stukje water waar de stroom doorheen moet lopen kunnen we berekeken aan de hand van de
soortelijke weerstand van water die in de opgave gegeven staat. In BINAS tabel 35-D1 vinden we de bijbehorende formule: ρ = R·A / L. Als we beide kanten delen door A en vermenigvuldigen met L volgt hieruit voor de weerstand
R = ρ · L/A
De A in deze formule is het oppervlak van de doorsnede. Bij deze leiding is dit gelijk aan het oppervlak van een schijf met diameter van 15 mm. Voor het oppervlak van een cirkel geldt A =πr
2. Invullen van r = 7,5·10
-3 m (straal is de helft van de diameter) geeft een oppervlak van
A = π · (7,5·10
-3)
2 = 1,7671·10
-4 m
2Invullen in bovenstaande formule geeft voor de weerstand
R = 1,3·10
5 · 5,0·10
-2 / 1,7671·10
-4 = 3,6783·10
7 Ω
Voor de stroom vinden we dan met de
wet van OhmI = U/R = 230 / 3,6783·10
7 = 6,2528·10
-6 A
Afgerond is dit 6,3 μA.