Inloggen

Geleidende klei
vwo 2023, 2e tijdvak, opgave 4




Vraag 20

Zie afbeelding hieronder. Met de schakeling willen we de stroom en spanning van de geleidende klei meten. De stroommeter moet de stroom meten die door de geleidende klei loopt en zal dus in serie met de klei moeten staan. De spanningsmeter moet de spanning meten en zal dus parallel aan de klei moeten staan.

Vraag 21

Voor de soortelijke weerstand geldt (Binas tabel 35-D1)

ρ = R·A/L

De weerstand (R) berekenen we met de wet van Ohm (R=U/I) en vinden dan

R = 12/0,186 = 64,5161 Ω

Oppervlak van de doorsnede (A) berekenen we met A = πr2 (r is de halve diameter)

A= π·(½·0,04)2 = 1,2566·10-3 m2

Invullen in de formule voor ρ geeft

ρ = 64,5161 · 1,2566·10-3 / 0,21

ρ = 0,3861 Ωm

Afgerond op één cijfer (vanwege de diameter) is dit een soortelijke weerstand van 0,4 Ωm.

Vraag 22

Het totale volume van de klei blijft gelijk. Als door het uitrollen de lengte (L) twee keer zo groot wordt, wordt de klei dus ook dunner en wordt tegelijkertijd A twee keer zo klein:

L → 2·L
A → ½·A

Als we de formule uit de vorige vraag omschrijven vinden we

R = ρ·L/ A

Voor de uitgerolde klei betekent dit

R = ρ·2·L/ (½·A)

R = 4·ρ·L/ A

De weerstand wordt door het uitrollen dus 4 keer zo groot.














geleidendeklei-1



Vraag over "Geleidende klei"?


    Hou mijn naam verborgen

Eerder gestelde vragen | Geleidende klei

Over "Geleidende klei" zijn nog geen vragen gesteld.