Vraag 23
Uit het
Hertzsprung-Russeldiagram op de bijlage lezen we af dat log (P/P
zon) = 4,5. Dit betekent voor de lichtkracht:
P/P
zon = 10
4,5 = 31622
In de opgave staat het verband tussen lichtkracht en massa gegeven:
P/P
zon = (M/M
zon)
3,8Als we beide kanten tot de macht 1/3,8 doen vinden we
(P/P
zon)
1/3,8 = M/M
zonInvullen van P/P
zon = 31622 geeft voor de massa
M/M
zon = 31622
1/3,8 = 15,283
De ster is dus afgerond 15 keer zo zwaar als de zon en zal dus eindigen als
zwart gat.
Vraag 24
Voor een voorwerp op het oppervlak van de ster geldt voor de
gravitatie-energieE
g = -G·M·m/r
Op grootte afstand van de ster (r→∞) is de gravitatie-energie van het voorwerp 0 J. Om hier te komen is de moet een hoeveelheid energie geleverd worden van G·M·m/r. Als er tijdens het ontsnappen geen andere kracht geleverd wordt komt deze energie volledig uit de kinetische energie die het voorwerp heeft bij vertrek. Voor de minimale kinetische energie die hiervoor nodig is geldt dan dus
E
k = G·M·m/r
Voor de ontsnappingssnelheid (de minimaal nodige snelheid) volgt hieruit
½·m·v
2 = G·M·m/r
½·v
2 = G·M/r
v
2 = 2·G·M/r
v = √
2·G·M/rVraag 25
Omschrijven van de formule uit de vorige vraag geeft
r = 2·G·M / v
2De massa is 20 keer de zonsmassa (1,9984·10
30 kg, Binas tabel 32C)
Invullen van
G = 6,67382·10
-11 (Binas tabel 7)
M = 3,9768·10
31 kg
v = 2,9979·10
8 (lichtsnelheid, Binas tabel 7)
geeft
r = 29530 m
De diameter is twee keer de straal . Het zwarte gat heeft dus afgerond een diameter van 59 km.
Vraag 26
De massa van een zwart gat is minimaal 15 zonsmassa's.
M > 15 ·1,9884·10
30 = 2,9826·10
31 kg
Wanneer we dit invullen in de formule uit de opgave vinden we
T = 1,227·10
23 / 2,9826·10
31 = 4,1139·10
-9 K
Dit is een extreem lage temperatuur en bij grotere massa's is de temparatuur nóg lager. Uit de
wet van Wien volgt dan voor de golflengte waarbij de meeste straling wordt uitgezonden
λ
max = k
W/T
λ
max =2,89777·10
-3 / 4,1139·10
-9 = 704385 m
Dit is een golflengte van meer dan 700 km (!) (en nog groter voor zwaardere zwarte gaten). Dit is radiostraling met een extreem lange golflengte waarvoor antennes (radiotelescopen) nodig zouden zijn met een diameter in dezelfde orde van grootte. Praktisch onmogelijk om te detecteren dus. (De straling die we op de foto zien is dan ook niet afkomstig van het zwarte gat maar van materie in de buurt van het zwarte gat.)
Vraag 27
Voor het uitgezonden vermogen geldt volgens de
wet van Stefan-BoltzmannP = σ·A·T
4Het oppervlak (A) van het zwarte gat berekenen we met A = 4πr
2 (oppervlak van een bol). Uit formule (2) volgt voor r
r = 2·G·M / v
2Voor oppervlak vinden we dan als we voor de ontsnappingssnelheid (v) de lichtsnelheid (c) invullen
A = 4π·(2·G·M / c
2)
2A = 4π·4·G
2·M
2 / c
4We vullen in in de wet van Stefan-Boltzmann:
A = 4π·4·G
2·M
2 / c
4T = 1,227·10
23 / M (formule 3)
en vinden dan
P = σ· 4π·4·G
2·M
2 / c
4 · (1,227·10
23 / M)
4P = [σ· 4π·4·G
2·c
-4·(1,227·10
23)
4] · M
2·M
-4Het hele gedeelte tussen vierkante haken is constant dus
P = constante·M
2·M
-4P = constante· M
-2Vraag 28
Tussen het uitgezonden vermogen (P) en de massa geldt een
omgekeerd kwadratisch verband. Dit betekent dat als de massa afneemt dat het vermogen toeneemt en dat de straling en dus ook de massa-afname zullen toenemen in de loop van de tijd. De grafiek zal dus in de loop van de tijd steeds sneller dalen.
Grafiek A is dus de juiste grafiek.