Vraag 14
Als we de intensiteiten (y-as) van de grafieken in figuur 1 en 2 aflezen zien we dat de intensiteit op het zonsoppervlak ongeveer 40000 keer zo groot is als de intensiteit op aarde. Volgens de
kwadratenwet neemt de intensiteit kwadratisch af met de afstand tot de bron. Er geldt
I = P
bron / 4π·r
2Voor de verhouding van de intensiteit op het zonsoppervlak (I
zon) en de intensiteit op aarde (I
aarde) vinden we dan
I
zon/I
aarde = [P
bron/4πr
zon2] / [P
bron/4πr
aarde2]
I
zon/I
aarde = [1/r
zon2] / [1/r
aarde2]
I
zon/I
aarde = r
aarde2 / r
zon2De straal van de zon (r
zon) en de afstand van de aarde tot de zon (r
aarde) vinden we in Binas tabellen 31 en 32C:
r
zon = 6,963·10
6 m
r
aarde = 0,1496·10
12 m
Wanneer we dit invullen en uitrekenen vinden we
I
zon/I
aarde = 46160
Dit komt ongeveer overeen met het verschil tussen figuur 1 en figuur 2.
Vraag 15
In figuur 6 is af te lezen dat UV-C straling is met golflengtes tussen 200 en 270 nm. In figuur 4 is te zien dat er geen straling tussen 200 nm en 270 nm op het aardoppervlak valt. UV-C draagt daarom dus ook niet bij aan de schadelijkheid van UV-straling.
UV-A straling bereikt wél het aardoppervlak maar in figuur 6 is te zien dat de weegfactor van deze straling zeer klein is (kleiner dan 0,001) en dat UV-A daarom nauwelijks schadelijke effecten heeft.
Vraag 16
De totale intensiteit die op de huid valt is evenredig met het oppervlak onder de grafiek op de uitwerkbijlage. De intensiteit kunnen we dus bepalen met de
hokjesmethode. Een hokje op deze grafiek is 20 nm breed en 0,00025 Wm
-2nm
-1 hoog en komt dus overeen met een intensiteit van
20 nm · 0,00025 Wm
-2nm
-1 = 0,005 Wm
-2Zie afbeelding hieronder. We tellen onder de grafiek 9 (vrijwel) hele hokjes. Elk van de letter (a,b,c,d) is bij elkaar ongeveer ook 1 hokjes. Bij elkaar zijn dit 13 hokjes en komen dan op een intensiteit van 0,065 Wm
-2. Dit betekent dat er per seconde een energie van 0,065 J per m
2 wordt geabsorbeerd. Voor een totale energie van 80 J per m
2 vinden we dan voor het aantal seconden dat de huid bloot mag staan aan deze UV-straling
t = 80 / 0,065 = 1230,769 s
Dit is afgerond gelijk aan 21 minuten.
Vraag 17
Een sprong tussen twee
energieniveaus komt overeen met één bepaalde energie en dus één spectraalijn. Bij een discreet energiediagram zoals in het linkerplaatje in figuur 7 geeft dus maar een beperkt aantal spectraallijnen (15 in het geval van het linkerplaatje). In figuur 5 is te zien dat de schadelijke UV-straling een gebiedje inneemt tussen 300 en 400 nm. Om zoveel mogelijk golflengtes te absorberen zullen dus zoveel mogelijk verschillende energieniveas aanwezig moeten zijn van de juiste energie. In een bandgapmateriaal zijn zeer veel energieniveau's aanwezig. Het absorptiespectrum zal dus ook een brede band vormen.
Vraag 18
In Binas tabel 19A is te zien dat zichtbaar licht loopt van een
fotonenergie van 1,60 eV (rood) tot 3,20 eV (violet). Om ervoor te zorgen dat de zonnebrand geen zichtbaar licht absorbeert moet de bandgap-energie dus groter zijn dan 3,20 eV.
UV-B loopt tot een golflngte van 330 nm. Voor de fotonenergie die overeen komt met deze golflengte vinden we
E
f = h·c / λ
Invullen van
h = 6,626·10
-34 (Binas tabel 7)
c = 2,9979·10
8 (Binas tabel 7)
λ = 330·10
-9geeft
E
f = 6,0194·10
-19 J
Omgerekend naar elektronvolt is dit
6,0194·10
-19 J / 1,602·10
-19 = 3,76 eV
De maximale band-gap-energie moet dus 3,76 eV zijn. De enige stof in het rijtje met een band-gap-energie tussen 3,20 en 3,76 eV is
titaandioxide (3,3 eV).