Vraag 1
In de grafiek in figuur is af te lezen dat de cabine in 210 s stijgt van 860 m naar 1500 m. Dit is 640 m in 210 s. De gemiddelde stijgsnelheid is dan
v
stijg, gem. = 640 / 210 = 3,0476 ms
-1Dit is afgerond 3,05 ms
-1.
Vraag 2
De
arbeid die in traject 2 wordt verricht wordt omgezet in
zwaarte-energie. Uit de grafiek in figuur 2 kunnen we aflezen dat op traject 2 de hoogte stijgt van 953 m naar 1418 m. De stijging (Δh) is dus 465 m. Voor zwaarte-energie geldt E
z = m·g·h (zie BINAS tabel 35-A4). Voor de toename in zwaarte-energie vinden we dan
ΔE
z = 23,6·10
3 · 9,81 · 465 = 1,0765·10
8 J
De door de kabelbaan verrichte arbeid is dus afgerond gelijk aan 1,08·10
8 J.
Vraag 3
Traject 2 duurt 120 s (van t = 50 s tot 170 s). Als de cabine 120 s lang beweegt met een snelheid van 7,5 ms
-1 is de langs de kabel afgelegde afstand
s
langs kabel = v·t = 7,5 · 120 = 900 m
De hoogte stijgt op dit traject 465 m (zie vorige vraag). Zie afbeelding hieronder. Vanuit de hoek die de kabel met de horizon maakt gezien is 465 m de overstaande zijde en is 900 m de schuine (lange) zijde. Er geldt dus
sin α = 465 / 900
α = sin
-1 0,516667 = 31,109°
Afgerond is dit een hoek van 31°.
Vraag 4
In de tekening op de bijlage staat de resulterende
kracht van de
spankracht die via de kabel op de cabine wordt uitgeoefent. Spankracht wordt altijd uitgeoefend in de richting van een kabel. De spankrachten in beide richtingen moeten bij elkaar opgeteld F
kabel opleveren. Opmeten van de lengte van de spankracht geeft een lengte van 7,0 cm. Met de in de vraag gegeven schaal (1 cm ≙ 1,0·10
5 N) volgt dan een spankracht van 7,0·10
5 N.
(De in de vraag gegeven schaal geldt alleen voor de tekening op de originele uitwerkbijlage bij dit examen)
Vraag 5
In de grafiek in figuur 4 is af te lezen dat de
elastische fase van het
spanning-rekdiagram loopt tot een mechanische spanning van 300 Mpa. Voor de mechanische spanning (of treksterkte) geldt (zie BINAS tabel 35-A6) σ = F/A. De A in deze formule is het doorsnede-oppervlak van de kabel. Omgerekend naar m
2 is dit 3,85·10
-3 m
2. Invullen geeft voor de kracht
F = σ·A = 300·10
6 · 3,85·10
-3 = 1,155·10
6 N
Afgerond is dit een maximale spankracht van 1,16·10
6 N.