Eerder gestelde vragen | Onderzoek aan beta- straling
Op vrijdag 10 mei 2024 om 10:39 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,
Hoe komen ze bij vraag 18 aan I/Q = t, want ik zie I = Q/t en als ik die omschrijf krijg ik t = Q/I en niet andersom. Kunt u me helpen?
Erik van Munster reageerde op vrijdag 10 mei 2024 om 14:13
Klopt, als je de formule omschrijft krijg je inderdaad t = Q/I maar ze doen wat anders hier. De formule staat er alleen maar omdat je moet inzien dat stroomsterkte lading per seconde betekent en dat 0,015 μA betekent 0,015*10^-6 C aan lading per seconde.
Daarna berekenen ze (met de lading van het elektron) hoeveel elektronen dit per seconde zijn, namelijk dezelfde lading gedeeld door de lading van een elektron.
Het is dus niet zo dat ze I=Q/t hebben omgeschreven.
Op maandag 18 jan 2021 om 14:19 is de volgende vraag gesteld
Hoe komen ze bij vraag 21 aan de massa van een elektron
Erik van Munster reageerde op maandag 18 jan 2021 om 15:11
Massa van het elektron staat in Binas tabel 7B (onderste regel)
Op maandag 18 jan 2021 om 12:04 is de volgende vraag gesteld
Hallo,
Ik begrijp niet zo goed hoe ze bij vraag 19 de stroomrichting in punt P hebben bepaald. Want in het antwoordmodel staat dat de snelheidsrichting in punt P naar rechts is, en daarom de stroomrichting naar links.
Alvast bedankt.
Erik van Munster reageerde op maandag 18 jan 2021 om 15:14
Dat komt doordat het elektron zelf negatief geladen is. Als de (negatieve) elektronen naar rechts bewegen is de stroomrichting juist de andere kant op.
Op woensdag 16 jan 2019 om 16:22 is de volgende vraag gesteld
Ik snap niet goed hoe je weet dat plaat 1 de elektronen aantrekt en plaat 2 de elektronen moet afstoten. Zou u dit kunnen uitleggen?
Erik van Munster reageerde op woensdag 16 jan 2019 om 16:27
De lorentzkracht duwt de elektronen (die van links naar rechts bewegen) omlaag. Dit volgt namelijk uit de linkerhandregel in figuur 2. Maar je ziet dat de elektronen in een rechte horizontale baan naar rechts bewegen. Dit betekent dat er ook een kracht naar boven moet werken om de naar beneden gerichte lorentzkracht te compenseren. Plaat 1 moet de elektronen dus aantrekken en plaat 2 moet de elektronen afstoten. Omdat elektronen negatief zijn moet plaat 1 dus positief zijn en plaats 2 negatief.
Op woensdag 16 jan 2019 om 18:09 is de volgende reactie gegeven
Bedankt!
Op zondag 5 aug 2018 om 15:25 is de volgende vraag gesteld
Hallo,
Bij vraag 18 is de toelichting mij een beetje onduidelijk op de vraag of plaat 1 of plaat 2 aan de positieve pool wordt aangesloten.
Het correctievoorschrift zegt: 'Daarom (moet het E-veld naar beneden zijn gericht. Omdat het E-veld van positief naar negatief gericht is,) moet plaat 1 op de positieve pool worden
aangesloten en plaat 2 op de negatieve pool.'
Maar waarom is dan Fel dan naar boven gericht als elektrische veld naar beneden is gericht? Is het altijd zo dat als Fel naar boven is gericht en het elektrisch veld naar beneden is gericht en vise versa (dus een negatief verband)?
Mijn eigen logica was dat elektronen naar de pluspool gaan en ik dacht dat Fel de elektrische kracht naar boven was gericht, dus moet plaat 1 de pluspool zijn. Maar door het correctievoorschrift begrijp ik het niet meer zo goed.
Erik van Munster reageerde op zondag 5 aug 2018 om 15:47
Plaat 1 moet de elektronen aantrekken en plaat 2 moet de elektronen afstoten. Omdat elektronen negatief zijn moet plaat 1 dus positief zijn en plaats 2 negatief. Als je dat als antwoord geeft is het prima.
Je hoeft volgens het correctievoorschrift de richting van het elektrisch veld niet aan te geven en je krijgt ook alle punten als je het elektrische veld niet eens noemt.
(Het negatieve verband tussen elektrisch veld en de kracht op een deeltje komt trouwens omdat het elektron negatief geladen is)
Op zondag 5 aug 2018 om 16:00 is de volgende reactie gegeven
Oh jaa, ik snap hem! Dank u wel :)
Op zondag 8 apr 2018 om 11:37 is de volgende vraag gesteld
Hello,
Ook in de vraag 18, de interpretatie van antwoord is echt gek.
Berekening klopt, maar zij schrijven dat 3.8% van deeltjes door opening gaan.
Dat begrijp ik niet.
Eerst berekenen we hoe veel elektronen door de stroom van 0.015mA gaat (dus elektronen die door omhulsel geabsorbeerd worden). Dan vergelijken we die aantal elektronen met totaal aantal elektronen die door bron geproduceerd worden. En dan zeggen we dat die percentage door opening gaat. Dat klopt niet.
Het antwoord moet 1-0.038 zijn. Alle elektronen die niet in de stroom van 0.015mA zitten, moeten door opening gaan.
Mis ik iets in de correctievoorschrift?
Erik van Munster reageerde op zondag 8 apr 2018 om 11:54
Stel je even voor dat de koperen draad naar de aarde er NIET zou zijn. Een betadeeltje (elektron) wat NIET door de opening gaat blijft in de bron of in het metalen omhulsel zitten. De elektronen dragen dus niet bij aan het geladen raken van de bron+omhulsel want de netto lading blijft gelijk. Alleen de elektronen die de bron door de opening verlaten dragen bij aan het (positief) geladen worden van de bron.
Dit betekent dat als er wél een koperen draad is, de stroom die er loopt een gevolg is van de elektronen die de bron door de opening verlaten. Het aantal elektronen wat door de draad loopt is dus gelijk aan het aantal elektronen dat de bron door de opening verlaat. Vandaar 3,8%.
(Opgave is eigenlijk ook niet helemaal duidelijk. Zou beter geweest zijn als in de opgave vermeld zou staan dat het fosfor en het omhulsel als één geleider beschouwd mogen worden)
Op zondag 8 apr 2018 om 18:51 is de volgende reactie gegeven
Bedankt voor snelle reactie!
Ik begrijp nu het antwoord, bedankt.
Op zondag 8 apr 2018 om 11:08 is de volgende vraag gesteld
Hello,
Voor vraag 17, ik heb probleem met laatste log berekening
In correctievoorschrijft de laatste stap:
2.5*10^12=1.05*10^16*0.5^(t/14.3)
en dan antwoord t=1.7*10^2 dag
Als ik mijnzelf berekenen krijg ik het volgende
0.5^(t/14.3)=2.5*10^12/1.05*10^16=2.36*10^-4
0.5^(t/14.3)=2.36*10^-4
t/14.3*log(0.5)=-4*log(23.6)
t/14.3=-4*log(23.6)/log(0.5)
t/14.3=-4*-4.56=18.24
t=18.24/14.3
t=1.27d
Kunt u aub even checken wat doe ik verkeerd in die berekening.
mvg,
Egor
Erik van Munster reageerde op zondag 8 apr 2018 om 11:46
Tot en met 0.5^(t/14.3)=2.36*10^-4 gaat het goed. In de regel daarna maak je er 23,6 van i.p.v. 2,36. Even hoe ik het zelf altijd doe: Je neemt aan allebei de kanten de logaritme met als grondtal 0,5. Je krijgt dan
0,5log (0,5^(t/14,3)) = 0,5log (2,36*10^-4)
t/14,3 = 0,5log (2,36*10^-4)
Logaritme met grondtal 0,5 zit niet op je rekenmachine. Wel gewone log met 10 als grondtal. Om toch een 0,5log van een getal te berekenen doe je log(x)/log(0,5). Dat wordt dus hier
t/14,3 = log (2,36*10^-4) / log(0,5)
t/14,3 = -3,627088 / -0,30103
t/14,3 = 12,04893
t = 172,2996
Op zondag 8 apr 2018 om 18:51 is de volgende reactie gegeven
Bedankt voor snelle reactie, ik zie nu mijn fout!