Eerder gestelde vragen | Oor
Op vrijdag 26 apr 2024 om 12:13 is de volgende vraag gesteld
hoi, ik had een vraag over opdracht 24. Ik snap niet zo goed waarom je hier de formule van de frequentie moet gebruiken. Ik had zelf namelijk gebruik gemaakt van het figuur, hierin kun je zien dat als de afstand toeneemt de veerconstante kleiner wordt. Met de omgeschreven formule m= (T^2xC)/(4pie^2), had ik dan gezegd:
Als de afstand groter wordt, wordt de C kleiner. Als de C kleiner wordt, dan is T^2xC ook kleiner. De teller wordt kleiner dus de breuk wordt ook kleiner. De massa's nemen af.
Erik van Munster reageerde op vrijdag 26 apr 2024 om 12:29
Eerste bolletje zul je dan wel halen. Maar...je zal ook iets moeten zeggen met hoeveel (welke factor) de veerconstante afneemt met de afstand (ongeveer 2x kleiner als de afstand 2x groter wordt).
En over hoe de frequentie afneemt met de afstand (ongeveer 4x kleiner als de afstand 2x groter wordt).
Op vrijdag 26 apr 2024 om 12:38 is de volgende reactie gegeven
Als ik deze vraag op mijn examen zou lezen zou ik niet 1,2,3 komen bij het betrekken van de frequentie. Waar moet ik letten op zo'n vraag, dat ik geen punten mis loop?
Erik van Munster reageerde op vrijdag 26 apr 2024 om 17:03
Lastige is dat je dat niet van tevoren weet. Als je een berekening had gedaan met twee afgelezen (of geschatte) frequenties en veerconstantes dan was je er waarschijnlijk wel achter gekomen dat het niet alleen door deveerconstate zou kunnen komen en dat dus ook de massa zou moeten veranderen.
Op woensdag 14 jun 2023 om 19:54 is de volgende vraag gesteld
Mag je bij opgave 20 ook de formule T = 2π x wortel l/g gebruiken? Dan kom je wel uit op 3,0, maar misschien klopt dit niet omdat dit dan in Hz is en niet in kHz
Erik van Munster reageerde op woensdag 14 jun 2023 om 21:00
Nee, die formule gaat over de tijd die een slinger er over doet om een keer heen en weer te slingeren.
Je moet hier de formules die horen bij een aan één kant gesloten buis gebruiken.
Op dinsdag 7 mrt 2017 om 21:26 is de volgende vraag gesteld
Bij opdr 20 staat in het antwoordmodel: Als resonantie optreedt, komt de lengte van de gehoorgang overeen met een kwart golflengte.
Waarom is dit zo?
Erik van Munster reageerde op dinsdag 7 mrt 2017 om 22:30
Dit weet je omdat de gehoorgang zich gedraagt als een aan één kant gesloten buis. Bij een aan één kant gesloten buis is het altijd zo dat in de de grondtoon er precies een kwart golflengte in de buis past. Resonantie is altijd het sterkst bij de grondtoon.
Zie ook de videoles "gesloten buis" .