Vraag 1
De aardatmosfeer absorbeert sommige soorten
elektromagnetische straling. Microgolfstraling heeft een golflengte van ongeveer 1 mm (zie Binas tabel 19B). In Binas tabel 30E is te zien dat 100% van deze straling geabsorbeerd wordt. Vanaf het aardoppervlak is microgolfstraling dus niet zichtbaar.
Vraag 2
Hoe dichter bij de aarde hoe groter de
gravitatiekracht en dus hoe groter de zwaartekrachtsversnelling (a
g,aarde) die de satelliet ondervindt. In de opgave staat dat Thijs zijn model model beperkt tot
r
aarde < |x| < 2,0·10
9 m
De kleinste afstand is de dus de straal van de aarde. In Binas tabel 31 vinden we hiervoor 6,371·10
6 m. Op het oppervlak van de aarde is de zwaartekrachtsversnelling dezelfde die we ook in het dagelijks leven ervaren namelijk 9,81 ms
-2.
Vraag 3
Een positieve a betekent dat de satelliet naar rechts versnelt, een negatieve a betekent dat de satelliet naar links versnelt. De aarde trekt de satelliet aan en de versnelling die de satelliet van de aarde ondervindt is altijd naar de aarde toegericht. Aan de linkerkant moet a
g,aarde dus positief zijn en aan de rechterkant negatief. Dit is het geval bij grafieken III en IV.
De versnelling die de satelliet van de zon ondervindt verandert niet van richting omdat de zon steeds aan dezelfde kant staat. Ook de grootte van verandert niet vanwege de relatief kleine verandering in plaats (ten opzichte van de afstand tot de zon). a
g,zon constant is dus constant. Dit is het geval bij grafieken I en IV.
Grafiek IV geeft de situatie juist weer.
Vraag 4
De resulterende kracht bij een cirkelbeweging is de
middelpuntzoekende kracht. Hiervoor geldt
F
mpz = m·v
2/r
Uit de
2e wet van Newton (F=m·a) volgt dan voor de versnelling
a = Fmpz/m
a = [m·v2/r] / m
a = v2/r
Voor de baansnelheid geldt
v = 2πr / T
En voor v2 geldt dus
v2 = 4π2r2 / T2
Wanneer dit invullen in bovenstaande vergelijking voor a vinden we
a = [4π2r2 / T2] / r
a = 4π2r / T2
Beide kanten delen door a en vermenigvuldigen met T2 geeft
T2 = 4π2r / a
Aan beide kanten de wortel nemen geeft dan
T = 2π·√r/a
Vraag 5
Als r groter wordt en T gelijk blijft zien we aan de formule dat dit kan als ag,res net als r ook groter wordt. Deze wordt groter omdat behalve alleen de zon, óók de aarde aantrekkingskracht uitoefent.
Vraag 6
Gevraagd wordt de afstand waarop de omlooptijd van de satelliet om de zon hetzelfde is als de omlooptijd van de aarde om de zon. We moeten hiervoor eerst de omlooptijd van de aarde om de zon weten. Deze tijd kunnen we aflezen uit de grafiek (Tzon bij x=0 m) of uitrekenen (365·24·60·60). Als we in de grafiek kijken bij welke afstand Tzon+aarde gelijk is aan deze omloopstijd vinden we een afstand van 1,5·109 m.
Vraag 7
We lezen hiervoor eerst het maximum van de Plankkromme in figuur 7 af. We vinden de top van de grafiek bij λmax = 1,05 mm. De temperatuur kunnen we dan bepalen met de wet van Wien
T = kW/λmax
We vullen in
λmax = 1,05·10-3 m
kW = 2,89777·10-3 (Binas tabel 7)
en vinden dan
T = 2,75978 K
Afgerond is een een temperatuur van 2,76 K .
