Vraag 1
In BINAS tabel 25 vinden we dat radium-226 (atoomnummer 88) vervalt onder het uitzenden van α- en γ-straling. De
vervalvergelijking luidt dus
22688Ra →
22286Rn +
42α +
00γ
α-straling heeft een heel korte
dracht. Dit betekent dat het niet door de huid heenkomt. γ-straling zal wel door de huid heenkomen. De artsen hadden dus gelijk maar alleen wat betreft de vrijkomende γ-straling.
Vraag 2
Uit de in de opgave gegeven formule volgt voor het aantal radioactieve kernen op tijdstip t
N(t) = A(t) ·t
½ / 0,693
De
halveringstijd van Ra-226 is 1,60·10
3 jaar (zie BINAS tabel 25). Dit is gelijk aan1,60·10
3·365·24·60·60 = 5,0458·10
10 s. Invullen samen met de in de opgave gegeven
activiteit van 1,6·10
5 Bq geeft dit
N(t) = 1,6·10
5 · 5,0458·10
10 / 0,693 = 1,1650·10
16 kernen
De massa van één atoom radium-226 is 226 u. Een atomaire massaeenheid (u) is gelijk aan 1,66054·10
-27 kg (zie BINAS tabel 7) dus de massa van één atoom is 3,7528·10
-25 kg. De totale massa is het aantal atomen (= het aantal kernen) maal de massa per atoom. We vinden dan
m
totaal = 1,1650·10
16 · 3,7528·10
-25 = 4,3720·10
-9 kg
Afgerond is dit 4,4·10
-9 kg. In microgram is dit 4,4 μg.
Vraag 3
De reeks op de uitwerkbijlage splitst bij
21483Bi. In BINAS vinden we dat bismut-214 vervalt onder α-verval en β-verval. De twee mogelijke vervalvergelijkingen worden dus
21483Bi →
21081Tl +
42α
21483Bi →
21484Po +
0-1β
Het eerste vervalproduct (Tl-210) vervalt verder onder β
--verval en wordt
21081Bi →
21082Pb +
0-1β
Het tweede vervalproduct (Po-214) vervalt verder onder α-verval en wordt ook
21484Po →
21082Pb +
42α
De twee isotopen die ingevuld moeten worden op de uitwerkbijlage zijn dus
21081Tl aan de linkerkant (want dit vervalt verder onder β-verval) en
21484Po aan de rechterkant (want dit vervalt verder onder α-verval).
Tweede manier is om het terug te beredeneren vanuit het vervalproduct Pb-210 helemaal onderaan het schema. Pb-210 kan ontstaan uit Tl-210 via β-verval en uit Po-214 via α-verval.
Vraag 4
In de opgave staat dat er 1,6·10
5 radonatomen per seconde ontstaan. In 45 minuten zijn dit 45·60·1,6·10
5 = 4,32·10
8 radonatomen. 25% hiervan komt in het lichaam terecht. Dit zijn 1,08·10
8 radonatomen. Per radonatoom komt er zowel α-, als β-straling vrij. Bij het berekenen van de
effectieve lichaamsdosis (H) geldt voor α- en β-straling een verschillende weegfactor W
R. We rekenen de totale geabsorbeerde energie dus apart uit voor de twee soorten straling ervan uitgaande dat alle α- en β-straling in het lichaam geabsorbeerd wordt . We vinden dan
E
tot,α = 1,08·10
8 · 24,7·10
6 = 2,6676·10
15 eV
E
tot,β = 1,08·10
8 · 5,75·10
6 = 6,2100·10
14 eV
Dit kunnen we omrekenen naar Joule door te vermenigvuldigen met 1,602·10
-19 (Zie BINAs tabel 5: een
elektronvolt is gelijk aan 1,602·10
-19 J). We vinden dan
E
tot,α = 4,2735·10
-4 J
E
tot,β = 9,9484·10
-5 J
Voor de effectieve lichaamsdoses H vinden we dan door invullen van H = W
R·E/m
H
α = 20 · 4,2735·10
-4 / 80 = 1,0684·10
-4 Sv
H
β = 1 · 9,9484·10
-5 / 80 = 1,2436·10
-6 Sv
In totaal is dit een effectieve lichaamsdosis van 1,0808·10
-4 Sv. In BINAS tabel 27-D2 vinden we 1 mSv als toegestane jaarlijkse effectieve totale lichaamsdosis (individuele leden van de bevolking). In totaal kan dus
1·10
-3 / 1,0808·10
-4 = 9,25 keer
een bad genomen worden voordat de jaarlijkse dosislimiet wordt bereikt. Afgerond 9 keer.
Vraag 5
1951 was 55 jaar geleden (in 2006). De halveringstijd van radium-226 is met 1600 jaar véél langer dan 55 jaar. Dit betekent dat de activiteit van het radium nauwelijks zal zijn afgenomen en dus nog vrijwel hetzelfde is als in 1951 namelijk 7,4 MBq.