Inloggen

Ramsauer en Townsend
vwo 2023, 1e tijdvak, opgave 5




Vraag 21

In de opgave staat uitgelegd dat de intensiteit de grootte van de elektronenstroom in de richting van de bundel per oppervlakte eenheid is. Als er door een botsing een elektron uit de bundel wordt weggekaatst en van richting verandert, draagt dit niet mee bij aan de intensiteit . Hierdoor zal de intensiteit dalen met de afstand want hoe groter de afstand hoe meer elektronen door botsingen de bundel verlaten zullen hebben.

Vraag 22

  • De halveringsdikte is de dikte waarbij de intensiteit gehalveerd is en waarbij de transmissie (T) gelijk is aan 0,5. In de afbeelding hieronder is aangegeven bij welke afstand dit is.
  • Als we voor x de gemiddelde vrije weglengte l invullen vinden we

    T = e-l/l = e-1 = 0,3678

    In figuur 2 lezen we af dat dit klopt: bij een afstand gelijk aan l de transmissie gelijk is aan 0,37.


Vraag 23

Omgerekend van elektronvolt naar Joule vinden we voor de energie van het elektron

E = 1,0 · 1,602·10-19 = 1,602·10-19 J

Om vervolgens met de formule van de Broglie (λ = h/p) de golflengte uit te rekenen moeten we de impuls (p) weten. Uit de formule voor kinetische energie (E=½mv2) volgt

v = √2 E/m

Als we dit invullen in de formule voor impuls (p=m·v) vinden we

p = m· √2 E/m

p = √2·m·E

Invullen van de energie en massa van een elektron (9,1093·10-31 kg, Binas tabel 7) geeft

p = 5,4024·10-25 kg m s-1

Voor de golflengte vinden we dan met de constante van Planck (6,626·10-34, Binas tabel 7)

λ = 1,2265·10-9 m

Afgerond is dit een golflengte van 1,2 nm.

Vraag 24

In de opgave staat dat voor resonantie geldt (formule 2) L = n·(λII/2). Voor de golflengtes waarbij dit gebeurt geldt dus

λII= n·2·L

Dit betekent dat er verschillende waarden van n (1,2,3,…) zijn waarvoor resonantie optreedt en dat dit dus bij meerdere golflengtes geldt. Volgens de formule van de Broglie (λ = h/p) betekent dit ook meerdere waarden van de impuls en dus ook voor de kinetische energie van het elektron (Ek). Omdat volgens formule 3 voor Eelek gelijk is aan Ek - Eput (waarbij Eput constant is). Betekent dit dus dat voor verschillende warden van Eelek resonantie zal plaatsvinden.

Vraag 25

Voor Eput geldt volgens de formule uit de opgave

Eput = Ekin - Eelek

In figuur 5 kunnen we zien dat Ekin de energie van het elektron ten opzichte van de bodem van de put. Deze energie kunnen we berekenen met de formule voor een energieput met oneindig hoge wanden.

En = n2h2 / 8mL2

Invullen van

n = 1
h = 6,626·10-34 Js
m = 9,1093·10-31 kg
L = 0,22·10-9 m

geeft

Ekin = 1,24475·10-18 J

Omgerekend naar elektronvolt is dit

Ekin = 1,24475·10-18 / 1,602·10-19 = 7,76998 eV

Voor Eput vinden we dan met de eerder in vraag 23 gegeven waarde van Eelek

Eput = 7,76998 - 1,0 = 6,76998 eV

Afgerond op twee significante cijfers is dit 6,8 eV.










ramsauertownsend-1



Vraag over "Ramsauer en Townsend"?


    Hou mijn naam verborgen

Eerder gestelde vragen | Ramsauer en Townsend

Op donderdag 16 mei 2024 om 07:34 is de volgende vraag gesteld
bij 22, hoe kom je aan die 0,368 voor e^-1? Wat is e hier?

Op donderdag 16 mei 2024 om 09:01 is de volgende reactie gegeven
je vult volgens mij voor x L in en dan krijg je L/L en dat is 1. er staat nu nog een min voor dus je krijt -1. en in je rekenmachine e^-1 invoeren geeft 0,368.

Erik van Munster reageerde op donderdag 16 mei 2024 om 09:02
Het getal 'e' hier is een wiskundige constante (2,7183..). Zit ook een knopje om je rekenmachine in in een keer e^x uit te rekenen.


Op woensdag 15 mei 2024 om 23:51 is de volgende vraag gesteld
bij vraag 23: ik begrijp niet hoe je van p = m x √2E/m naar p = √2EM gaat eigenlijk

Erik van Munster reageerde op donderdag 16 mei 2024 om 00:00
Stap voor stap kan het bv zo:

m x √(2E/m) =

m x √2E / √m =

m / √m * √2E =

√m * √2E =

√ 2Em


Op woensdag 15 mei 2024 om 18:36 is de volgende vraag gesteld
hai, waarom is het bij vraag 24 zo dat een andere waarde van de een impuls zorgt voor de verandering in de kinetische energie.

Erik van Munster reageerde op woensdag 15 mei 2024 om 19:24
Zowel impuls (p) als kinetische energie (Ek) hangen allebei van de massa en de snelheid af:

p = m*v

Ek = 0,5*m*v^2

Als de impuls verandert komt dit omdat de snelheid (of de massa) verandert. Een andere snelheid (of massa) betekent dat ook Ek anders wordt.

Als de een verandert, verandert de ander dus ook.


Op maandag 13 mei 2024 om 10:39 is de volgende vraag gesteld
hoi, waarom mag je bij opdracht 23 niet de formule E = hc/λ gebruiken om de golflengte te berekenen?

Erik van Munster reageerde op maandag 13 mei 2024 om 13:38
Omdat het over een elektron gaat. E f = hc/λ gebruik je voor fotonen (Ef is de fotonenergie)


Op zondag 12 mei 2024 om 18:04 is de volgende vraag gesteld
Vraag 25

Hoi, waarom wordt E(n) gelijk gesteld aan E(k)?

Erik van Munster reageerde op zondag 12 mei 2024 om 18:26
Omdat de energie die je berekend met En = n2h2/8mL de kinetische energie van het elektron is.

Verwarrend want met “kinetische energie” zou je denken dat het een elektron een bewegend deeltje is. Maar de energie die je met de formule uitrekent wordt nu eenmaal zo genoemd.


Op vrijdag 10 mei 2024 om 15:03 is de volgende vraag gesteld
bij vraag 22 waarom wordt de l en x aan elkaar gelijk gesteld?

want l is de afgelegde weg voor het botsen en x is de totale afgelegde afstand (dacht ik)

Erik van Munster reageerde op vrijdag 10 mei 2024 om 19:55
De vraag is om aan te tonen dat de grafiek klopt. In de grafiek is af te lezen dat bij x = L de transmissie (T) net iets onder de 0,4 ligt. Om aante tonen dat de grafiek klopt vullen we voor x L in en we komen dan inderdaad op een getal net ietsnonder de 0,4. Het is dus niet zo dat x en L altijd gelijk zijn, we vullen het alleen hier in om te kijken of de grafiek klopt.


Op donderdag 2 mei 2024 om 10:38 is de volgende vraag gesteld
hoe komen ze bij vraag 22 aan e-1? Ik snap niet waar die 1 vandaan komt

Erik van Munster reageerde op donderdag 2 mei 2024 om 11:14
Dit komt uit de formule die in de vraag gegeven staat. Er staat

e ^-(x/L)

Als je hier x=L invult staat er L/L en dat is 1 en je houdt over e^-1. Het getal e ken je misschien van wiskunde. Zit een knopje op je reken machine om machten van e te berekenen.


Op maandag 5 feb 2024 om 23:15 is de volgende vraag gesteld
Bij vraag 25 is de Eelek inderdaad gegeven 1,0 eV, maar ik had hem zelf berekend door L=n.lambda/2
GolflengteII= 2.diameter = 2 x 0,22 x 10^-9 = 4.4 x 10 ^-9
p= h/golflengte dus Velektron= h/golflengte.m , kom je uit op 1,653x10^6 m/s.
dit geeft een kinetische energie van de elektron van 1/2mv^2 = 1,245x10^-18 J . wanneer je dit deelt door de elementaire lading 1,602x10^-19 kom je uit op 7,8 eV. = Eelek

Ekin is te berekenen met de formule van deeltje in het doosje model maar ik had de massa van het xenon atoom genomen 1,66x10^-27. dit was fout mijn vraag is waarom?

En toch gaat er iets fout en denk ik waarschijnlijk veel moeilijk. En is mijn bovenste benadering wel goed voor Eelek ondanks dat die gegeven is? Zo ja als je dat doorrekent hiermee dan gaat er alsnog iets niet goed.

Ten slotte Ep=Ek-Eelek Eelek dus (onnodig zelf berekend maar kwam ik op 7,8 eV en niet op 1,0 eV)
Ek = h^2n^2 / ( 8ml^2)kom je ook

Erik van Munster reageerde op maandag 5 feb 2024 om 23:33
Het gaat hier over elektronen die door het xenongas geschoten worden. Het zijn dus elektronen die door de put heen gaan vandaar dat je voor de massa (m) in de formule de elektronmassa moet nemen. En dus niet de massa van xenonatomen.


Op dinsdag 10 okt 2023 om 01:40 is de volgende vraag gesteld
hoe komen ze bij vraag 24 bij de waarde van L? L= 0,22x10^-9 m

Erik van Munster reageerde op dinsdag 10 okt 2023 om 06:28
Er staat in de opgave sat de diameter van een xenonatoom 0,22 nm is. Dat is hier de breedte van de put (L).