Vraag 6
De reactievergelijking van de reactie waarbij samarium 153 wordt gevormd door het beschieten van samarium-152 heeft de vorm
15262Sm + ? →
15362Sm
Uit de
ladings- en massagetallen blijkt dat het deeltje waar het samarium-152 mee wordt beschoten een massagetal van 1 moet hebben en een ladingsgetal van 0. Alleen een
neutron voldoet hieraan en de vergelijking wordt dus
15262Sm +
10n →
15362Sm
Vraag 7
In de opgave staat dat samarium-153 vervalt onder
β--verval waarbij ook γ-straling vrijkomt. De vervalvergelijking wordt dus
15362Sm →
15363Eu +
0-1β +
00γ
Vraag 8
De
dracht en dus ook het doordringend vermogen van β-straling is niet zo heel erg groot. De meeste β-straling zal in het lichaam van de hond geabsorbeerd worden en dus nooit gedetecteerd kunnen worden. γ-straling heeft een veel groter doordringend vermogen en zal wél buiten het lichaam gedetecteerd kunnen worden. Uitspraak
D is dus waar.
Vraag 9
In de grafiek in figuur 3 is af te lezen dat de
activiteit afneemt van 3000 MBq op 3 juni 9:00 tot 1500 MBq op 5 juni 9:00. De aciviteit is dus gehalveerd in 2,0 dagen en dit betekent dat de
halveringstijd 2,0 dagen (48 uur) is.
Vraag 10
In de opgave staat dat er 37 MBq per kg lichaamsgewicht moet worden ingespoten. Bij een massa van 30 kg betekent dit een activiteit van 1110 MBq. In figuur 3 kun je aflezen dat het flesje met een inhoud van 15 mL op 4 juni 9:00 een activiteit van 2100 MBq heeft. Voor een activiteit van 1110 MBq is dus minder dan 15 mL nodig namelijk
15 mL · (1110 MBq / 2100 MBq) = 7,9286 mL
Afgerond is dit 7,9 mL.
Vraag 11
Voor de ontvangen
stralingsdosis geldt (zie BINAS tabel 35-E) D = E/m. Bij een dosis van 86,5 Gy en een massa van 10 g vind je voor de energie
E = 86,5 · 0,010 = 0,865 J
Per deeltje is de energie 233 keV. Als je deze energie van
elektronvolt omrekent naar joule wordt dit 3,7327·10
-14 J (zie BINAS tabel 5: 1eV = 1,602·10
-19 J). Uit de totaal geabsorbeerde energie en de energie per deeltje kun je vervolgens berekenen hoeveel deeltjes er zijn geabsorbeerd
0,865 / 3,7327·10
-14 = 2,317·10
13 deeltjes
Afgerond is dit 2,3·10
13.
Vraag 12
In één halveringstijd halveert de activiteit. In 10 halveringstijden wordt de activiteit dus 10 keer gehalveerd. De activiteit is dus nog maar ½
10 = 0,00097656 keer de beginactiviteit. Dit is afgerond 0,098 %.