Inloggen

Dafne Schippers tegen Ireen Wüst
vwo 2019, 1e tijdvak, opgave 1




Vraag 1

Voor de gemiddelde snelheid geldt vgem = Δx / Δt. Invullen van de in de opgave gegeven tijden geeft

vgem,Schippers = 100 / 10,81 = 9,25069 m/s

vgem,Wust = 100 / 10,87 = 9,19963 m/s

Voor het verschil vinden we dan

Δv = 9,25069 - 9,19963 = 0,051058 m/s

Bovenstaande snelheden moeten allebei worden afgerond op 3 significante cijfers. We hebben deze snelheden daarna van elkaar afgetrokken. Voor afronden bij optellen en aftrekken kijken we naar het aantal cijfers achter de komma. Afgerond zijn de snelheden 9,25 en 9,20 m/s en hebben beide 2 cijfers achter de komma. We ronden het eindantwoord dus ook af op 2 cijfers achter de komma en dit wordt dus 0,05 m/s.



schipperswust-1




Als je de complete uitleg wil zien moet je eerst inloggen.






Vraag over "Dafne Schippers tegen Ireen Wüst"?


    Hou mijn naam verborgen

Eerder gestelde vragen | Dafne Schippers tegen Ireen Wüst

Op vrijdag 18 apr 2025 om 15:08 is de volgende vraag gesteld
kan je ook antwoorden bij vraag 5: Als P_res kleiner is dan is volgens P=F*v de F ook kleiner, dus dit betekent dat er minder wrijvingskracht is bij het hardlopen?

Erik van Munster reageerde op vrijdag 18 apr 2025 om 15:40
Klopt inderdaad dat P=F•v maar het gaat erom dat je in je antwoord laat zien dat je het verschil tussen Pres, Pvoortstuwend en Pwrijving en de relatie daartussen snapt.

Lieke Ullmann reageerde op vrijdag 18 apr 2025 om 16:23
o okee! Mag je dan wel de formule P=F*v gebruiken bij vraag 4 voor je antwoord?

Erik van Munster reageerde op vrijdag 18 apr 2025 om 17:16
Zeker, dat kan maar het gaat bij vraag 4 om het inzicht dat een resulterend negatief vermogen zorgt voor afremming. Als je P=F•v gebruikt bij je uitleg daarvan is dat prima.


Op dinsdag 3 dec 2024 om 14:50 is de volgende vraag gesteld
Goedemiddag,

Vraag 3:
Ik snap niet waarom bij t =10,5 sec de afstand niet maximaal kan zijn. Na t= 6 sec is immers de oppervlakte van Wüst groter en dus de afstand. Hoe weet je dat je specifiek voor t=6 sec moet kijken en niet erna?

Alvast bedankt!

Groetjes.

Op dinsdag 3 dec 2024 om 14:59 is de volgende reactie gegeven
Daarnaast snap ik bij het eerste deel van vraag 6 niet, waarom de kracht in de formule van arbeid vervangen mag worden door het vermogen.

Op dinsdag 3 dec 2024 om 20:44 is de volgende reactie gegeven
Vóór t=6 is de snelheid van Daphne Schippers groter dan die van Ireen Wüst. Tussen t=0 en 6 wordt haar voorsprong dus steeds groter.

Ná t=6 is haar snelheid juist lager. De voorsprong wordt dan dus kleiner.

Daarom is de voorsprong dus maximaal op t=6.

Op dinsdag 3 dec 2024 om 20:52 is de volgende reactie gegeven
Over de arbeid: daarvoor geldt ook inderdaad W=F*s maar dat is niet wat je hier gebruikt. Wat je wel gebruikt is dat de arbeid gelijk is aan de geleverde energie. Die energie volgt uit de definitie van vermogen (P=E/t). Als je dit omschrijft vind je E=P*t en dus W =P*t.

(Het heeft hier dus niks met kracht te maken)


Op vrijdag 8 nov 2024 om 10:32 is de volgende vraag gesteld
Hoi,
Ik heb de opgaven begrepen, maar ik vraag me af hoe het kan dat Wüst (schaatsen) meer arbeid verricht...? Want Pres is de optelsom uit de hoeveelheid arbeid die door haar wordt verzet en de hoeveelheid wrijving. Door het grotere vermogen van Pres is de wrijving kleiner (dan bij Schippers) en zou ze eigenlijk minder energie/arbeid moeten leveren over dezelfde afstand (100m) met bijna dezelfde snelheid (9,2-9,25 m/s), toch?

Waar heb ik een denkfout gemaakt?

Alvast bedankt!

Op vrijdag 8 nov 2024 om 15:01 is de volgende reactie gegeven
Staat niet in de vraag maar de wrijving is hier de optelsom van de “glij”wrijving en de luchtwrijving die van de snelheid maar ook van de stroomlijn afhangt. Daar wordt in de vraag verder niks over uitgelegd maar dit is waardoor de verschillen ontstaan.


Op vrijdag 21 okt 2022 om 11:44 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,
Dus als ik het goed begrijp bij vraag 3 , is het zo dat dafne een grotere snelheid had dan ireen en dat daarom telkens de afstand groter werd. Maar op het moment dat Ireen sneller gaat dan dafne wordt die afstand weer korter?

Op vrijdag 21 okt 2022 om 12:09 is de volgende reactie gegeven
Ja klopt. Als je voor ligt en je gaat harder wordt de afstand voor je achtervolger steeds groter. Als je langzamer gaat dan degene die jou probeert in te halen wordt de afstand kleiner.


Op woensdag 28 okt 2020 om 16:47 is de volgende vraag gesteld
Hoi Erik, bij het 2e deel van vraag 6: waarom moet je voor de kinetische energie alleen naar de eindsnelheid kijken? (en dus niet naar bv de gemiddelde snelheid)

Op woensdag 28 okt 2020 om 17:04 is de volgende reactie gegeven
Omdat de vraag over de totale hoeveelheid arbeid gaat die is verricht. De arbeid zorgt voor een toename van de snelheid en de eindsnelheid wordt dus bepaald door de totale arbeid die is verricht gedurende de race.


Op dinsdag 24 dec 2019 om 18:12 is de volgende vraag gesteld
dag meneer
vraag 3 begrijp ik helemaal niet , bij t= 6 is de afstand gelijk toch want het is een snijpunt.

en voor de afgelegde afstand bereken je het verschil in afstanden maar hoe doe je dat als je maar 1 oppervlak hebt..

Op dinsdag 24 dec 2019 om 18:22 is de volgende reactie gegeven
Bij t=6 is er inderdaad een snijpunt. Maar: het is een snelheidsgrafiek. Een snijpunt betekent dus dat op dat punt de snelheden gelijk zijn.

De vraag gaat over de afstand. Dit kun je niet meteen uit de grafiek aflezen. De afstand is namelijk het oppervlak in een snelheidsgrafiek.

Je hebt 2 oppervlakken namelijk...

1) het oppervlak van de schaatster tussen t=0 en t=6

2) het oppervlak van de hardloopster tussen t=0 en t=6

Het verschil tussen deze twee is in het geel weergegeven hierboven.


Op woensdag 23 okt 2019 om 14:33 is de volgende vraag gesteld
Hey, bij vraag 1 klopt volgens mij het antwoord niet. Het is volgens mij 5,11*10^-2

Op woensdag 23 okt 2019 om 17:28 is de volgende reactie gegeven
5,11*10^-2 m/s zou inderdaad goed gerekend worden en hier zou je ook alle punten voor krijgen. Je hoeft bij deze vraag namelijk geen rekening te houden met afronding.

(Als je wél goed zou moeten afronden zou het antwoord 5*10^-2 of 0,05 m/s moeten zijn. 5,11*10^-2 m/s is teveel significante cijfers)