Inloggen

Skydiver
vwo 2014, 2e tijdvak, opgave 1

























Vraag over "Skydiver"?


    Hou mijn naam verborgen

Eerder gestelde vragen | Skydiver

Op maandag 24 apr 2023 om 16:47 is de volgende vraag gesteld
Dag Erik,
Hoe weet je bij vraag 2 hoelang de zwaartekracht moet zijn? Op basis van deze verhouding wordt namelijk de spankrachten bepaald.
Volgens de bijlage is Fspan2 langer dan Fspan1, en bij uitwerkingen andersom, Hoe kan ik hierachter komen?
Alvast bedankt voor het beantwoorden.

Erik van Munster reageerde op maandag 24 apr 2023 om 17:16
Je mag zelf kiezen hoe lang je Fz tekent. In het correctievoorschrift doen ze 4 cm maar meer of minder mag ook. Zolamg het maar op het papier past en niet te priegelig wordt. Het gaat namelijk om de onderlinge verhoudingen van Fz, F1 en F2.

F1 is zowel in de tekening als in het correctievoorschrift langer dan F2. (Het gaat om de lengte van de pijl, NIET de lengte van het touw)


Op maandag 26 apr 2021 om 11:17 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,
Bij het tekenen van krachten in een tekening begrijp ik niet zo goed welke kracht ik dan moet construeren. In het geval van opdracht 2 moet je bijvoorbeeld Fz omhoog tekenen, maar waarom kan je bijvoorbeeld niet Fspan ontbinden?
Misschien is opdracht 2 hierbij niet zo een goed voorbeeld maar ik hoop dat u snapt wat ik bedoel.
Alvast bedankt.

Erik van Munster reageerde op maandag 26 apr 2021 om 12:05
Ontbinden gebruik je eigenlijk alleen als je een kracht in twee loodrechte componenten wil ontbinden. Dat helpt je hier eigenlijk niet verder. Dit komt de twee spankrachten niet loodrecht op elkaar of op Fz staan.

De twee spankrachten moeten samen de Fz compenseren (zodat de nettokracht op 0 uitkomt). Bij elkaar opgeteld zijn de twee spankrachten dus tegengesteld aan de zwaartekracht. Vandaar dat je een kracht tegengesteld aan de zwaartekracht moet tekenen (omhoog) zodat je weet waar de twee spankrachten samen op moeten uitkomen.

Hoe groot de spankrachten dan zijn bepaal je daarna met de parallelogrammethode (of kopstaartmethode) en dus niet met ontbinden.

Op maandag 26 apr 2021 om 12:09 is de volgende reactie gegeven
Bedankt voor uw reactie.
Ik vraag me nu alleen nog af wanneer je een kracht in twee loodrechte componenten zou willen ontbinden? In wat voor situatie is dat nodig/handig?

Erik van Munster reageerde op maandag 26 apr 2021 om 12:21
Ontbinden gebruik je in situaties waarbij er wél loodrechte krachten zijn of waarbij je juist wil weten hoe groot loodrechte component zijn. Zie bv de examenopgave “X-stream”. Daarin moet je Fz wél ontbinden.


Op zaterdag 29 feb 2020 om 16:23 is de volgende vraag gesteld
beste erik,

hoe bepaal je bij vraag 3 dat in het 2e geval je op 25 meter zit?

Erik van Munster reageerde op zaterdag 29 feb 2020 om 19:55
Dit kun je uit de tekening aflezen. De hoogte van het punt waar de kabel vastzit is 65 m. De lengte van de kabel is 40 m. Op het laagste punt zit je dus 65 - 40 = 25m boven de grond.


Op woensdag 13 jun 2018 om 19:09 is de volgende vraag gesteld
Bij vraag 3 kom ik steeds op een snelheid van 2,078 m/s uit en ik snap niet wat ik fout doe?

9.81 * 54 = 9.81 * 25 + (0.5 * v^2)
2,16 = 0.5 * v^2
v^2 = 4.32
v= 4,32^½ = 2,0784?

Weet u misschien waar ik de mist in ben gegaan

Erik van Munster reageerde op woensdag 13 jun 2018 om 19:28
Ik denk ergens een rekenfoutje. Volgens mij bij de stap van de 1e regel naar de 2e regel. Na deze stap zou je uit moeten komen op

284,49 = 0,5 * v^2

(Want 9,81*54 - 9,81*25 = 284,49). Jij komt uit op 2,16?


Op zaterdag 8 jul 2017 om 16:41 is de volgende vraag gesteld
ik snap bij opdracht 4 van de skydive niet waar de getallen 7, 25, 6,5 en 20 vandaan komen bij het berekenen van de afstand. als ik de grafiek aflees kom ik op andere getallen uit namelijk...

Erik van Munster reageerde op zaterdag 8 jul 2017 om 20:41
[Ik heb je vraag even verplaatst. Hij stond bij de opgave kogelstoten]

Bij vraag 4 is het de bedoeling dat je het oppervlak onder de grafiek bepaald. Dit kun je bv doen door het aantal hokjes te tellen maar in het correctievoorschift doen ze het anders.

Ze schatten dat het oppervlak door het gelijk te stellen aan driehoek met een breedte van 7,0 en een hoogte van 25 m. Oppervlak van een driehoek is 0,5*basis*hoogte vandaar.
Voor het oppervlak van de grafiek onder de x-as doen ze hetzelfde met een basis van 6,5 en een hoogte van -20.

Je mag in plaats hiervan ook gewoon hokjes tellen. Je komt dan op ongeveer 17,5 hokjes voor het gedeelte boven de x-as en 13 hokjes voor het gedeelte onder de x-as. Met 5 m per hokje kom je dan op dezelfde afstanden.