Vraag 15
Voor de slingertijd van een
slinger geldt (zie BINAS tabel 35-B1)
T = 2π·√
L/g Invullen van L = 0,40 m en g = 9,81 ms
-2 geeft een slingertijd van 1,2687 s. Voor de slingerfrequentie vinden we dan (met f = 1/T) 1,2687
-1 = 0,78818 Hz.
In de grafiek in figuur 2 lezen we af (zie afbeelding hieronder) dat de frequentie van de spankracht 1,5385 Hz is. Afgerond is de frequentie van de spankracht dus inderdaad ongeveer twee keer zo groot als de frequentie van de slinger.
De reden is dat tijdens één slingerbeweging de spankracht twee keer een maximum heeft (als de slinger door de evenwichtsstand gaat) en twee keer een minimum (als de slinger aan de uiteinden is).
Vraag 16
Zie afbeelding hieronder. In de uiterste stand van de slingerbeweging kun je de zwaartekracht (F
z ontbinden in een component in het verlengde van het koord (F
zy) en een component loodrecht hierop (F
zx). Omdat F
zy de aanliggende zijde is vanuit hoek α
0 geldt
F
zy = cos α
0 · F
zF
zy is even groot als de spankracht (F
s). In de grafiek in figuur 2 kun je aflezen dat de spankracht hier 0,40 N is. Met een zwaartekracht van 0,4905 N (0,050 kg · 9,81) vind je dan voor hoek α
0cos α
0 = 0,40 / 0,4905 = 0,81549
α = cos
-1 0,81549 = 35,3637°
Afgerond is dit een hoek van 35°
Vraag 17
De beweging die de massa maakt is een (deel van een)
cirkelbeweging met als straal (r) de lengte van het koord (L). Voor een cirkelbeweging moet er als resulterend kracht altijd een
middelpuntzoekende kracht werken. Voor de grootte hiervan geldt (zie BINAS tabel 35-A2)
F
mpz = m·v
2 / r
Op de massa gedurende de slingerbeweging steeds twee
krachten:
Zwaartekracht en
spankracht. Deze twee krachten moeten samen als resulterende kracht de benodigde F
mpz opleveren. In het laagste punt (P) is F
mpz recht naar boven gericht. De betekent dat de spankracht zowel de naar beneden gerichtte zwaartekracht moet compenseren als de benodigde F
mpz moet leveren. Er geldt dus
F
s,P = F
z + F
mpzAls je dit uitschrijft krijg je
F
s,P = m·g + m·v
p2/L
Vraag 18
Uit de formule in de vorige vraag volgt voor de snelheid in het laagste punt
v
P2 = (F
s,P -mg)·L / m
v
P = √[ (F
s,P -mg)·L / m]
In de grafiek in figuur 2 kun je aflezen dat de spankracht in P gelijk is aan 0,67 N (het maximum nadat de slinger is losgelaten). Invullen geeft voor de grootte van de snelheid
v
P = √[0,67 - 0,05·9,81)·0,40 / 0,050) = 1,1983 ms
-1Afgerond is dit een snelheid van 1,2 ms
-1.
Vraag 19
Als de slinger helemaal tot stilstand is gekomen hoeft de spankracht alleen de zwaartekracht te compenseren. Er is dan (omdat de snelheid 0 is) geen F
mpz meer nodig. Er geldt dus
F
s = F
z = m·g = 0,4905 N
Afgerond is dit een spankracht van 0,49 N.