Inloggen

Speeldoosje
vwo 2017, 2e tijdvak, opgave 4




Vraag 17

De frequentie kunnen we bepalen door de trillingstijd af te lezen uit de grafiek (zie hieronder). Hieruit volgt

f = 1/T =1 / 0,0017 = 588,235 Hz

Afgerond een frequentie van 5,9·102 Hz.

Vraag 18

In figuur 1 kun je opmeten dat stripje 1 ongeveer 10% langer is dan stripje 7 (zie afbeelding hieronder). Dit betekent dat de golflengte van de golf die in stripje ontstaat ook 10% groter is. Uit de formule voor de golfsnelheid (v = f · λ zie BINAS tabel 35-B2) volgt voor de frequentie

f = v/λ

Dit betekent dat bij gelijk golfsnelheid (v) de frequentie van stripje 7 10 % groter zou moeten zijn dan de frequentie van stripje 1. De frequentie van stripje 7 zou dan 1,1·588 Hz = 646,8 Hz moeten zijn (0,6468 kHz). In werkelijkheid is de frequentie 0,83 kHz en dit betekent dat de golfsnelheden in stripje 1 en 7 niet gelijk zijn.

Vraag 19

De uitsteekseltjes die op de rol zitten dienen ervoor om de stripjes op te tillen en los te laten. Bij de trilling die het stripje vervolgens gaat uitvoeren speelt het uitsteekseltje geen rol meer. De frequentie wordt alleen bepaald door de lengte van het stripje en de golfsnelheid binnen het stripje en is dus onafhankelijk van de snelheid waarmee de rol wordt rondgedraaid.














speeldoosje-1

speeldoosje-2



Vraag over "Speeldoosje"?


    Hou mijn naam verborgen

Eerder gestelde vragen | Speeldoosje

Op maandag 6 nov 2023 om 17:19 is de volgende vraag gesteld
Hoi, als je bij vraag 17 de toppen telt zijn het er toch juist 6? niet 5? Wat ik dan zou doen is vanaf de eerste top op ongeveer 0,6 tot de laatste (6e top) op ongeveer 9,1 tellen. En dan 9,1 - 0,6 = 8,5 ms /6 = 1,41 s en zo de bijbehorende frequentie berekenen. Klopt dit ook?

Erik van Munster reageerde op maandag 6 nov 2023 om 19:17
Gaat niet om het aantal topjes maar het aantal complete periodes dat verstrijkt. Als er 6 topjes staan zijn er 5 periodes verstreken tussen de eerste top en de laatste top.


Op woensdag 27 jan 2021 om 19:41 is de volgende vraag gesteld
Hallo, ik heb een vraag over vraag 17. Want ik snap niet hoe je de trillingstijd uit de grafiek kan halen, ook niet als ik naar uw afbeelding kijk. Want de trillingen zijn niet gelijk aan elkaar, dus hoe komt u op de marges van de 5 trillingen? Want de toppen bijv. liggen ook niet op dezelfde hoogte?

Erik van Munster reageerde op woensdag 27 jan 2021 om 19:56
Klopt. De trilling is zeker geen “nette” harmonische trilling met alle topjes en dalletjes netjes regelmatig op dezelfde hoogtes.

Betekent dat je hier een beetje moet schatten waar de topjes ongeveer moeten liggen. Dat is ook wat ik hier gedaan heb.


Eline Pool vroeg op woensdag 16 dec 2020 om 14:10
Dag Erik, Ik begrijp dat als de golfsnelheid gelijk is de v1 en v7 aan elkaar gelijk gesteld worden, maar hoe kom je dan bij l1 / l7 = f7 / f1 ??? Ik raak daar het spoor even kwijt...

Erik van Munster reageerde op woensdag 16 dec 2020 om 15:28
Dit volgt uit f = v / lambda

Als v=constant zie je aan de formule dat f en lambda omgekeerd evenredig met elkaar zijn. Vandaar dat je kun zeggen

lambda 1 / lambda 7 = f7 / f1

(Als je dit onduidelijk vindt: je hoeft niet perse zo je antwoord te geven. Kan ook zoals in mijn uitwerking hierboven)


Glenn Rosenquist vroeg op donderdag 16 mei 2019 om 18:54
Hoi Erik, bij vraag 18: om aan te tonen dat de golfsnelheden verschillen heb ik t op een andere manier gedaan dan de uitwerking. Ik ben er vanuit gegaan dat de stripjes aan de ene kant zijn vastgeklemd en aan de andere kant open zijn. Dit maak ik op uit: ''die de uiteinden van de metalen strips optillen en loslaten". Toen heb ik met de formule L=(2n-1)1/4labda uitgerekend dat beide plaatjes 1/4 labda zijn. ik heb ze toen met mijn geodriehoek gemeten vanuit het plaatje. (dit was het punt of ik twijfel of het wel mag) en vervolgens heb ik voor beide met v=f * labda berekend dat de v voor strip 1 en 7 verschillend is. is dit ook 3 punten waard??

mvg

Erik van Munster reageerde op donderdag 16 mei 2019 om 20:07
De lengte met je geodriehoek opmeten en die gebruiken voor een berekening mag alleen als je de schaal van het plaatje weet. Dat is hier niet zo. Als je de schaal niet weet kun je alleen iets zeggen over het relatieve verschil in lengte (hoeveel keer de een langer of korter is dan de andere). Los daarvan is het wel heel veel werk dat je eigenlijk voor niets doet. Het gaan alleen om de verhoudingen tussen de frequenties en de lengte en de snelheid v zelf heb je hier eigenlijk niet voor nodig.

Als je verder de berekeningen helemaal goed hebt en voldaan aan alle bolletjes zou je waarschijnlijk alle punten wel krijgen.


Op zondag 24 mrt 2019 om 18:48 is de volgende vraag gesteld
Bij vraag 17 heb ik om T te bepalen, 10*10^-3/6 gedaan. Hiermee kom ik uiteindelijk op 0,60 KHz. Mag ik hier genoegen mee nemen?

Erik van Munster reageerde op zondag 24 mrt 2019 om 18:55
Mits je goed uitlegt hoe je aan de trillingstijd bent gekomen is het goed. Er staat geen marge in het correctievoorschrift helaas.


Berber Zandstra vroeg op donderdag 29 mrt 2018 om 10:20
Hallo Erik,
Ik snap niet dat bij vraag 19 de frequentie gelijk blijft, want als de rol rond gaat draaien tillen de uitsteeksels de stripjes toch vaker op per tijdseenheid, waardoor de frequentie toch omhooggaat? Bedankt!

Erik van Munster reageerde op donderdag 29 mrt 2018 om 13:05
De frequentie waarmee de uitsteekseltjes de stripjes raken gaat inderdaad omhoog als de rol sneller gaat draaien. Maar de frequentie waar het in deze vraag over gaat is de frequentie waarmee een stripje gaat trillen nádat het is opgetild en losgelaten. Deze frequentie wordt alleen bepaald door het stripje zelf.

Dus als de rol gaat draaien klinken de tonen even hoog (zelfde frequentie) alleen komen de tonen sneller achter elkaar.