Voor een zo groot mogelijke afbeelding van het spectrum moet de afbuighoek zo groot mogelijk zijn. Bij een tralie geldt de tralieformule:
d·sin α = n·λ
Hieruit volgt voor de afbuighoek α
α = sin-1 (n·λ/d)
De tralieconstante d moet dus zo klein mogelijk zijn. Het tralie van 200 lijnen per mm geeft dus de grootste afbuighoek.
Vraag 10
Te zien is dat vanaf het midden (de 0de-orde) 'Gr' de eerste afbuighoek is waar het groene licht terecht komt. Er geldt dus n = 1. Een tralie met 100 lijnen per mm betekent dat de afstand tussen de lijntjes 1/100 mm is. En dus d =10-5 m. Invullen van
d = 10-5 m n = 1 λ = 0,58·10-6 m
geeft
α = sin-1 (1·0,58·10-6 / 10-5)
α = sin-10,058 = 3,3250°
Afgerond is dit een afbuighoek van 3,3 °.
Vraag 11
Het is niet zo dat licht van één golflengte altijd op dezelfde plaats terecht komt. In figuur 2 zien we als dat er twee plaatsen 'Gr' zijn en ook in de witte stip in het midden komt groen licht terecht. Daarnaast zijn er (niet in figuur 2 weergegeven) ook hogere orders (n=2,3,4…) waarin groen licht licht terecht komt. Ook fotonen van licht van één golflengte zullen dus op verschillende plaatsen terecht komen en het spectrum moet dus wél gezien worden als een waarschijnlijkheidsverdeling van fotonen net zoals het dubbelspleetexperiment een waarschijnlijkheidverdeling van elektronen laat zien. Luna heeft dus geen gelijk.
Vraag over "Sterrenlicht"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.