Vraag 11
Bij
golven geldt voor het verband tussen de golflengte, frequentie en golfsnelheid (zie BINAS tabel 35-B2)
v = f·λ
De golflengte (λ) van een
staande golf in een snaar wordt bepaald door de lengte van de snaar. Omdat de snaren allemaal even lang zijn betekent dit dat de golflengte in elk van de 4 snaren gelijk is. Aangezien de frequenties (f) van de voortgebrachte tonen verschillen betekent dit dat de golfsnelheid (v) voor de 4 snaren moet verschillen.
Vraag 12
Voor staande golven in een snaar geldt dat de boventoonfrequenties steeds een veelvoud zijn van de grondtoon. Bij een grondtoonfrequentie van f
grond zijn de frequentie van de grondtoon en de boventonen achtereenvolgens
f
grond, 2·f
grond, 3·f
grond, 4·f
grond etc...
Als je op deze manier de frequenties van snaar 3 (330 Hz) en snaar 4 (440 Hz) uitschrijft krijg je achtereenvolgens (in Hz)
snaar 3: 330, 660, 990, 1320, ...
snaar 4: 440, 880, 1320, 1760, ...
De laagste gemeenschappelijke boventoon is dus 1320 Hz.
Vraag 13
Uit de lengte van de snaar (35 cm) en de het feit dat de snaar 1,0 cm omhoog getrokken wordt kun je de hoek α berekenen (zei afbeelding hieronder in het groen). Er geldt
tan α = 1,0 cm / ½·35 cm = 0,057143
α = tan
-1 0,057143 = 3,2705°
Beide spankrachten kun je
ontbinden in een x-component en een y-component. De x-componenten van de twee spankrachten zijn tegengesteld en zullen elkaar opheffen. De y-componenten wijzen allebei naar beneden en moeten met zijn tweeén de trekkracht van 3,8 N compenseren. F
span,y is dus gelijk aan ½·3,8 = 1,9 N. Vanuit hoek α gezien is F
span,y de overstaande zijde en F
span de aanliggende zijde. Er geldt dus
sin α = F
span,y / F
spanJe vind dan voor de spankracht
F
span = F
span,y / sin α = 1,9 / sin 3,2705 = 33,3041 N
Afgerond is dit 33 N.
Vraag 14
De snaren staan straks gespannen op de ukelele. Dit betekent dat als Camiel de snaar niet omhoog trekt en de hoek 0° is, er nog steeds spankracht is. De grafiek loopt dus niet door de oorsprong.
De lijn die bij een
grafiek hoort vind je door een vloeiende kromme te tekenen die zo goed mogelijk bij de meetpunten past. Zie afbeelding hieronder. De kromme snijdt de y-as bij een spankracht van 27 N.
Vraag 15
Als je μ = m/L invult in de in de vraag gegeven formule krijg je v = √
F·L /m . Hieruit volgt voor de grootte van de spankracht
F = m · v
2 / L
Voor de golfsnelheid geldt (zie BINAS tabel 35-B2) v = f·λ. Invullen in bovenstaande formule geeft
F = m · f
2 · λ
2 / L
De massa van de snaar kun je berekenen aan de hand van de
dichtheid (ρ). Hierbij geldt m = ρ·V. Het volume (V) van de snaar is de lengte (L) keer het oppervlak van de doorsnede. Dit oppervlak is gelijk aan πr
2 = π(½·d)
2. Voor de massa m vind je dan
m = ρ · L · π(½·d)
2m = ρ · L · π · ¼ ·d
2Als je dit invult vind je voor de spankracht
F = ρ · L · π · ¼ ·d
2 · f
2 · λ
2 / L
F = ρ · π ·d
2 · f
2 · λ
2 / 4
Vraag 16
Eerder in de opgave staat dat alle snaren zijn gemaakt van nylon. In BINAS tabel 10A vind je de dichtheid van nylon (ρ
nylon = 1140 kg m
-3). In de grondtoon past er precies een halve golf op de snaarlengte van 35 cm. De golflengte is dus 2·0,35 = 0,70 m. Je vult in in de formule
λ = 0,70 m
f = 392 Hz (snaar 1 uit tabel)
d = 0,65·10
-3 m
ρ = 1140 kg m
-3en vindt dan
F = 0,70
2 · 392
2· π · (0,65·10
-32 · 1140 / 4
F = 28,4833 N
Afgerond is dit een spankracht van 28 N.
Vraag 17
De hoogste snaar van een klassieke gitaar is 64,5 cm / 35 cm = 1,8428 keer zo lang als de hoogste snaar van een ukelele. Dit betekent dat ook de golflengte (λ) 1,8428 keer zo groot zal zijn. Uit de formule blijkt dat de spankracht
kwadratisch evenredig met de golflengte is. Bij gelijke dichtheid (ρ), dikte (d) en frequentie (f) van de snaar geldt dus dat de spankracht in een klassieke gitaar 1,8428
2 = 3,3961 keer zo groot zal zijn als de spankracht in een ukelelesnaar. Afgerond geldt dus
F
gitaar / F
ukelele = 3,40.