Vraag 8
De
dichtheid van de kubus berekenen we met de volume en de massa. Het volume is lengte·breedte·diepte
V = 0,0508·0,0508·0,0508 = 1,310965·10
-4 m
3Met m=ρ·V vinden we dan voor de dichtheid (ρ)
ρ = 2,27 / 1,310965·10
-4 = 17315 kg·m
-3Afgerond is dit een dichtheid van 1,73·10
4 kg·m
3.
In Binas tabel 8 vinden we dat de dichtheid van uranium hoger is dan dit (1,91·10
4 kg·m
3). Deze kubus is dus geen zuiver uranium.
Vraag 9
In Binas tabel 25 vinden we dat Cesium-137 (atoomnummer 55) vervalt via β
--verval gecombineerd met γ-verval. De
vervalvergelijking wordt dus
13755Cs →
13756Ba +
0-1β +
00γ
Vraag 10
Voor de
fotonenergie geldt E
f = h·f. Als we hier voor de frequentie f = c/λ invullen wordt dit
E
f = h·c / λ
Als we hier invullen
h = 6,626·10
-34 (Binas tabel 7)
c = 2,9979·10
8 (Binas tabel 7)
λ = 1,875·10
-12 m
vinden we
E
f = 6,626·10
-34 · 2,9979·10
8 / 1,875·10
-12E
f = 1,0594·10
-13 J
Als we omrekenen naar
elektronvolt (eV) vinden we
E
f = 1,0594·10
-13 / 1,602·10
-19 = 661309 eV
In de gemeten fotonenergiën zouden we dus een piek moeten zien bij 661 keV. Die is er niet dus er is geen
137 Cs aanwezig in de kubus.
Vraag 11
In Binas tabel 25 zien we dat
137Cs een
halveringstijd heeft van 30 jaar. De metingen zijn gedaan in 2013. Dit is 68 jaar na de mogelijke productie van de kubus. Dit is iets meer dan twee halveringstijden. Er zou dus nog iets minder dan een kwart van het cesium aanwezig moeten zijn.
Vraag 12
De lijn begint in de oorsprong.Dit betekent dat er op dat er op t=0 geen
230Th aanwezig was. Dit is
aanname 2.
De lijn stijgt.Dit betekent dat er
230Th bij komt door het verval van
234U. Dit betekent dat
234U instabiel is en dat bij het verval
230Th ontstaat. Dit is
aanname 1.
De maximale waarde in de verhouding is kleiner dan 1,0.Als
230Th stabiel zou zijn of grotere halveringstijd zou hebben dan zou na het verval van
234U er alleen nog
230Th over zijn dat nog niet vervallen is. Dit zou betekenen dat N
Th/N
U veel groter dan 1 zou worden. Dit is duidelijk niet zo. De grafiek vlakt af omdat
230Th zelf vervalt met een halveringstijd die korter is dan die van
234U . Dit is
aanname 3.
Vraag 13
Het aantal
230Th-atomen kunnen we berekenen uit het aantal
234U-atomen met behulp van de verhouding die we kunnen aflezen uit de grafiek. Tussen 1945 en 2020 zijn 75 jaar verstreken. In de grafiek lezen we af dat de verhouding Th/U gelijk is aan 20,3·10
-5 (zie figuur hieronder). De massa van de
234U-atomen in de kubus is 0,0055% van 2,27 kg. Dit is gelijk aan
5,5·10
-5 · 2,27 = 1,2485·10
-4 kg
De massa van één atoom
234U is gelijk aan 234 u. Met de atomaire massaeenheid (u) uit Binas tabel 7 vinden we dan
m
atoom = 234·1,66054·10
-27 = 3,88566·10
-25 kg
Voor het aantal atomen in de kubus vinden we dan
N
U-234 = 1,2485·10
-4 / 3,88566·10
-25 = 3,21309·10
20 atomen
Met de verhouding Th/U vinden we dan voor het aantal atomen
230Th
N
Th-230 = 20,3·10
-5 · 3,21309·10
20N
Th-230 = 6,5226·10
16 atomen
Afgerond 6,5·10
16 atomen.