Vraag 1
De 2e boventoon betekent n=3. Voor een
staande golf in een snaar betekent dit dat er 3 halve golflengtes op de snaar passen en dat de knopen (K) en buiken (B) op de manier zoals in de afbeelding hieronder aangegeven over de snaar verdeeld zijn.
Vraag 2
Als de eerstevolgende knoop vanaf het uiteinde op ⅛ van de snaarlengte moet liggen betekent dit dat er 8 halve golflengte op de snaar moeten passen. Dit komt overeen met n=8 en dit is de zevende boventoon. Antwoord
B is dus het juiste antwoord.
Vraag 3
Als de snaren allemaal even dik zijn, even strak gespannen zijn en van hetzelfde materiaal gemaakt zijn verschillen ze alléén in lengte van elkaar. De
golfsnelheid in de snaar is dan voor alle snaren hetzelfde. Hiervoor geldt (zie BINAS tabel 35-B2)
v = f · λ
Hieruit volgt λ = v/f en blijkt dus dat de golflengte
omgekeerd evenredig is met de frequentie. Als we aannemen dat de snaar in de grondtoon trilt (n=1) is de golflengte (λ) altijd precies twee keer de snaarlengte en volgt hieruit dat ook de snaarlengte omgekeerd evenredig is met de frequentie.
Voor een frequentie van 4186 Hz is een snaarlengte van 40 cm nodig. Een frequentie van 32,70 Hz is 128 keer zo laag (4186/32,70). Dit betekent dat de snaar 128 keer zo lang zou moeten zijn. Dit zou neerkomen op een snaar van
128 · 0,40 m = 51,2 m
Dit is véél te lang om in de vleugel te passen.
Vraag 4
Als je de snaar strakker spant wordt F
s groter. Uit de formule in de opgave blijkt dan dat de golfsnelheid (v) ook groter wordt. Uit de formule die je in de vorige vraag gebruikt hebt volgt f = v/λ en hieruit blijkt dat ook de frequentie (f) groter zal worden. De eerste uitspraak is dus
onjuist De gegevens van roestvrij staal en koper vind je in BINAS tabellen 8 en 9. Hier vind je voor de dichtheid
ρ
roestvrij staal = 7,8·10
3 kg m
-3ρ
koper = 8,9·10
3 kg m
-3Bij dezelfde lengte en dikte zal een koperen snaar dus een grotere massa (m) hebben dan een roestvrij stalen. Uit de formule blijkt dat een grotere m een kleinere v betekent. Dit betekent een lagere frequentie. De tweede uitspraak is dus
juist.
Vraag 5
De snaar trilt in de grondtoon (n=1) dit betekent dat er op de snaar precies een halve golf pas en dat de golflengte (λ) gelijk is aan 2·90 cm = 1,80 m. Voor de golfsnelheid vind je dan met v = f·λ
v = 220 · 1,80 = 396 ms
-1. Uit de in de opgave gegeven formule volgt door beide kanten te kwadrateren:
v
2 = F
s · L/m
Voor de spankracht (F
s) geldt dus
F
s = v
2 · m / L
Invullen van
v = 396 ms
-1m = 5,7·10
-3 kg
L = 0,90 m
Geeft F
s = 993,168 N. Afgerond op twee cijfers is dit een spankracht van 9,9·10
2 N.
Vraag 6
Omschrijven van de in de opgave gegeven formule geeft voor de frequentie (f)
f
2 = F
s / (π·ρ·L
2·d
2)
f = √
Fs / (π·ρ·L2·d2) Invullen van
F
s = 949 N
ρ = 7,8·10
3 kg m
-3L = 0,80 m
d = 0,94·10
-3 m
geeft
f = 261,694 Hz
In BINAS tabel 15C zien we dat dit overeenkomt met de noot c1.