In een elektronen­microscoop worden elektronen versneld tot een snelheid van 5,4·10⁵ ms^-1. Bereken de golflengte van de elektronen volgens de Broglie.

5,9 nm 4,3 nm 3,7 nm 3,1 nm 0,84 nm 0,78 nm 1,3 nm 6,1 nm

Een foton heeft een energie van 2,6 eV. Bereken de impuls van dit foton.

1,4·10^-27 kg·ms^-1 1,1·10^-27 kg·ms^-1 5,7·10^-28 kg·ms^-1 8,3·10^-27 kg·ms^-1 8,8·10^-28 kg·ms^-1 7,7·10^-28 kg·ms^-1 1,3·10^-27 kg·ms^-1 5,4·10^-28 kg·ms^-1

Hieronder staan 3 uitspraken over Broglie-golven. Welke van deze uitspraken zijn waar?

A De formule van de Broglie geldt alleen voor extreem kleine deeltjes (elektronen, atomen) en niet voor normale voorwerpen.

B Hoe groter de impuls van een deeltje hoe kleiner de golflengte.

C In een elektronen­microscoop geldt: hoe groter de snelheid van de elektronen hoe kleiner de details die zichtbaar gemaakt kunnen worden.

A B C A B A C A B B C C geen