Drie weerstanden staan op bovenstaande manier aangesloten binnen een schakeling. Door weerstand 1 loopt een stroom van 60 mA. Door weerstand 2 loopt een stroom van 25 mA (dit is ook de stroom die de stroommeter meet). Bepaal met de wet van Kirchhoff de stroomsterkte door weerstand 3.

25 mA 2,0 mA 0,80 mA 3,5 mA 35 mA 5,5 mA 0,90 mA 4,5 mA

Hieronder staan 3 uitspraken over de wetten van Kirchhoff. Welke van deze uitspraken zijn waar?

A De spanningswet geldt altijd maar voor één stroomkring binnen een schakeling.

B De stroomwet geldt voor alle stromen van/naar één bepaald punt in een schakeling.

C Bij de spanningswet moeten batterijen altijd buiten beschouwing worden gelaten.

A B C A B A C A B B C C geen

Vier weerstanden staan op bovenstaande manier aangesloten binnen een schakeling. Hieronder staan de spanningen over elk van de weerstanden. Bepaal met de wet van Kirchhoff de spanning die de spanningmeter aangeeft.

U₁ = 4,5 V
U₂ = 4,0 V
U₃ = 2,0 V
U₄ = 6,5 V

2,0 V 3,0 V 2,5 V 4,0 V 3,7 V 0,50 V 2,8 V 3,3 V