Inloggen

Raaklijnen






 
 
 



Hierboven staat een x,t-diagram van een afremmend voorwerp. Op de x-as komt een hokje overeen met 1 s. Op de y-as komt een hokje overeen met 2 m. Bepaal met de raaklijn de snelheid op t=4,0 s.

2,3 m/s 42 m/s 45 m/s 19 m/s 10 m/s 1,8 m/s 37 m/s 27 m/s







Vraag over quiz Raaklijnen?


    Hou mijn naam verborgen

Eerder gestelde vragen | Raaklijnen

Op woensdag 5 apr 2023 om 12:57 is de volgende vraag gesteld
Hi, het antwoord hoort toch significant 1 x 10^1 m/s te zijn? Vanwege het gegeven 2s dat maar uit één significant cijfer bestaat. Klopt dit?

Erik van Munster reageerde op woensdag 5 apr 2023 om 14:03
Die 2s die gegeven staat is de schaal van de grafiek. Niet het resultaat van een meting. Bij dit soort getallen hoef je nooit rekening te houden met significantie.


Bekijk alle vragen (3)



Op dinsdag 2 mrt 2021 om 20:48 is de volgende vraag gesteld
waarom is deltaX niet negatief als je een dalende lijn hebt? 0-20 is -20 dus dan zou de eindsnelheid toch negatief moeten zijn omdat de grafiek daalt en het dus een vertraging is?

Op dinsdag 2 mrt 2021 om 20:50 is de volgende reactie gegeven
geen vertraging trouwens, was even in de war maar een negatieve snelheid.

Erik van Munster reageerde op dinsdag 2 mrt 2021 om 21:05
Klopt de richtingscoefficient is negatief en de snelheid zou dus ook negatief moeten zijn. Alleen wordt als bij natuurkunde de snelheid gevraagd wordt eigenlijk bedoeld “de grootte van de snelheid”. Het minteken zegt namelijk alleen iets over de richting en niet hoe hard iets beweegt.

Maar op zich heb je gelijk hoor.

Op dinsdag 2 mrt 2021 om 21:08 is de volgende reactie gegeven
ahh ik snap het, is het beter om het dan met of zonder minteken op te schrijven op mn SE?

Erik van Munster reageerde op dinsdag 2 mrt 2021 om 21:12
Je schrijft een minteken alleen op als duidelijk is dat de min ook echt een betekenis heeft.

Bijvoorbeeld als de richting van de snelheid belangrijk is en niet alleen de grootte.

Op dinsdag 2 mrt 2021 om 21:16 is de volgende reactie gegeven
oke, dankuwel.


Op donderdag 9 mei 2019 om 11:29 is de volgende vraag gesteld
Als ik het goed begrijp moet je de significante cijfers die het kleinste zijn gebruiken in je eindantwoord. Hoe komt het dan dat 0,9 m/s fout is (mijn afgeronde antwoord), maar er 0,88 m/s gegeven wordt als antwoord? Dit zijn toch twee significante cijfers? I'm a little bit lost at this one. Ik maak ook vaker fouten in significantie met afronden in mijn antwoord. Zijn er nog andere oefeningen die mij kunnen helpen daar een beter overzicht van te krijgen? Ook heb ik uw filmpje over afronden en afronden bij optellen en aftrekken gezien, en daarin werd de info verteld die ik hierboven ook heb uitgetypt als mijn veronderstelling.


Dit was de vraag:
Hierboven staat een x,t-diagram van een afremmend voorwerp. Op de x-as komt een hokje overeen met 2 s. Op de y-as komt een hokje overeen met 2 m. Bepaal met de raaklijn de snelheid op t=8 s.

Erik van Munster reageerde op donderdag 9 mei 2019 om 12:12
Dat klopt, je kijkt naar de gegevens met het kleinst aantal significante cijfers dat je bij je berekening gebruikt.

Bij deze vraag moet je alleen even oppassen bij de hokjesgrootte (bij jouw toets was dit 2m en 2s). Dit zijn zijn getallen die je in je berekening gebruikt máár het is hier niet een meetgegeven maar een definitie. Degene die de grafiek heeft gemaakt heeft gekozen voor een hokjesbreedte van 2s en dit is ook précies 2s omdat het een definitie is. Als je strikt de regels zou volgen zou er eigenlijk 2,00000.... moeten staan maar dat is nou eenmaal een beetje onhandig.

Kortom: Deze vraag is wat significantie betreft een beetje afwijkend.

Overigens mag je bij het examen er één significant cijfer boven of onder zitten. 0,9 m/s zou dus ook gewoon goed gerekend worden, hoor.

Op zondag 12 mei 2019 om 21:45 is de volgende reactie gegeven
Oke tof, dank u wel voor uw snelle reactie. Prachtige service blijft het die u verschaft. Complimenten.