We rekenen eerst de snelheid om naar ms-1. 20 km/h betekent 20000 m in één uur. In een seconde wordt maar 1/3600 van deze afstand afgelegd. 20000/3600 = 5,55556 ms-1. Voor een eenparig versnelde of vertraagde beweging geldt
a = Δv / Δt
Afremmen van 5,55556 ms-1 tot 0 ms-1 is een snelheidsverandering van Δt = 5,55556 ms-1. Voor de tijd die nodig is voor deze snelheidsverandering is vinden we met behulp van bovenstaande formule
Δt = Δv / a = 5,55556 / 1,8 = 3,08642 s
Het afremmen begint op t = 2,0 s. De fietser komt dus tot stilstand op t = 2,0 + 3,08643 = 5,08642 s. Afgerond op twee cijfers is dit 5,1 s.
Opgave b
Zie blauwe lijn in de afbeelding hieronder. De snelheid is constant tot t = 2,0 s. Hierna neemt de snelheid af tot 0 ms-1 op t = 5,08642 s. Omdat de beweging eenparig vertraagd is en a constant is, is de afname lineair. We mogen dus een schuine lijn naar beneden trekken vanaf = 2,0 s.
Opgave c
Zie afbeelding hieronder. De snelheid aan het begin van het remmen is 5,55556 ms-1 en 0 ms-1 aan het einde en de afname is lineair. De gemiddelde snelheid is het gemiddelde van deze twee:
vgemiddeld = (vbegin + veind) / 2
Invullen geeft
vgemiddeld = (5,55556 + 0) / 2 = 2,77778 ms-1
Afgerond op twee cijfers is dit 2,8 ms-1. Bij een eenparig versnelde beweging is het altijd zo dat als de begin- of eindsnelheid 0 is, de gemiddelde snelheid de helft is van de begin- of eindsnelheid is.
Opgave d
Voor de gemiddelde snelheid geldt (zie ook BINAS tabel 35-A1)
vgem = Δx / Δt
Voor de verplaatsing tijdens het remmen (de remweg) geldt dus
Δx = vgem·t = 2,77778 · 3,08642 = 8,5734 m
Afgerond op twee cijfers is dit 8,6 m.
(Wanneer we volgens de hokjesmethode het aantal hokjes tussen het schuine gedeeltje van de grafiek en de x-as tellen, vinden we ook ongeveer 8½ hokjes.)
Vraag over opgave "Afremmen"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.