7,0 / 34 = 0,205882. Uitkomst moet afgerond worden op twee significante cijfers want zowel 7,0 als 34 zijn ook met twee significante cijfers gegeven. Eenheid is [m]/[s] = [ms-1] dus antwoord wordt: 2,1·10-1 ms-1.
Opgave b
5,1 * 1,03 = 5,253. Uitkomst moet afgerond worden op twee significante cijfers: 5,1 is twee significante cijfers, 1,03 is drie significante cijfers. Kleinste aantal is dus twee. Eenheid is [m3] * [kg m-3] = [kg m3m-3] = [kg]. Antwoord wordt: 5,3 kg.
Opgave c
351 / 5,00·10-4 = 702000. Afronding: 351 en 5,00·10-4 hebben allebei drie significante cijfers. Antwoord moet dus ook afgerond worden op drie significante cijfers. Eenheid: [N] / [m2] = [Nm-2]. Antwoord wordt dus 7,02·105 Nm-2.
Opgave d
9,2 + 2,66 = 11,86. Bij optellen en aftrekken gelden andere regels voor de afronding. In plaats van naar het aantal significante cijfers kijken we naar het aantal cijfers achter de komma. 9,2 heeft één cijfer achter de komma, 2,66 heeft twee cijfers achter de komma. Het kleinste aantal cijfers achter de komma is dus 1. Het antwoord wordt dus ook afgerond op 1 cijfer achter de komma. Antwoord: is dus 11,9 s. Dit moet nog omgezet worden naar standaardnotatie. Bij het omzetten moet het aantal significante cijfers gelijk blijven: 1,19·101 s.
Vraag over opgave "Berekeningen"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.
Eerder gestelde vragen | Berekeningen
Op zondag 14 jan 2018 om 22:19 is de volgende vraag gesteld Beste Erik,
kan je mij uitleggen waarom bij vraag d het uiteindelijke antwoord (in standaardnotatie) niet in 1 cijfer achter de komma geschreven wordt, maar in twee cijfers achter de komma? Ik zie dat dat voor de standaardnotatie wel zo is (11,9 s), maar vervalt deze noodzakelijkheid bij omzetting naar de standaardnotatie?
Alvast bedankt!
Erik van Munster reageerde op maandag 15 jan 2018 om 08:39 Het regeltje met de cijfers achter de komma geldt echt alleen bij het optellen/aftrekken zelf. Voor wat je daarvóór en daarná doet kijk je gewoon naar het aantal significante cijfers en niet naar de cijfers achter de komma.
Dus:
De uitkomst van de optellen is 11,86 s
Omdat dit een optelling was rond je af op één cijfer achter de komma (vanwege 9,2 s) en wordt dit 11,9 s
Daarna moet het antwoord in standaardnotatie gezet worden en hiervoor kijk je naar het aantal significante cijfers. Dit zijn er hier 3 in 11,9 s en moeten er dus 3 blijven. Het wordt dus 1,19*10^1 s.
Op maandag 22 jan 2018 om 23:17 is de volgende reactie gegeven Bedankt!