De halveringsdikte van al deze zachte weefsels zijn vrijwel gelijk. Dit betekent dat er bij het maken van een röntgenfoto overal ongeveer evenveel straling wordt doorgelaten en dat ze slecht van elkaar te onderscheiden zijn op de foto.
Opgave b
Barium heeft een kleine halveringsdikte. Dit betekent na het afleggen van een korte afstand al 50% van de röntgenstraling is geabsorbeerd. Barium absorbeert dus zeer goed. Op de plaatsen waar barium zit zal dus relatief veel röntgenstraling geabsorbeerd worden en zal weinig straling op de foto terechtkomen. De foto blijft wit op de plaatsen waar weinig of geen röntgenstraling valt en op de plaatsen waar zich barium bevindt zal de foto dus lichter zijn.
Opgave c
De plaatsen waar jodium zit zijn op de röntgenfoto lichter dan de plaatsen waar geen jodium zit. Dit betekent dat op deze plaats minder straling valt en dus dat jodium meer straling tegenhoudt dan het omringende weefsel. Jodium heeft dus een relatief korte halveringsdikte en de halveringsdikte van bloed neemt dus af naarmate er meer jodium in zit.
Opgave d
Gassen, hebben, zoals ook in BINAS tabel 28F te zien is, een heel grote halveringsdikte ten opzichte van andere materialen. Dit betekent dat röntgenstraling een grote afstand kan afleggen voordat 50% van de straling geabsorbeerd is. Gassen absorberen dus slecht. Als er zich in het lichaam gas i.p.v. zacht weefsel bevindt, zal op deze plaats meer röntgenstraling doorgelaten worden. Op deze plaatsen valt er dus ook meer straling op de film en dus zal de foto op deze plaatsen donkerder zijn dan de plaatsen waar geen gas zit.
Vraag over opgave "Contrastmiddel"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.
Eerder gestelde vragen | Contrastmiddel
Over "Contrastmiddel" zijn nog geen vragen gesteld.