Deze uitwerking hoort bij opgave 15 uit het hoofdstuk "Elektrische Schakelingen HAVO".
De opgaven zijn te vinden in FotonElektrischeSchakelingenHAVO.pdf
Videolessen
Theorie bij dit hoofdstuk wordt behandeld in onderstaande videolessen.
De spanning over het lampje moet uiteindelijk 6,0 V worden. Dit is tweederde van de totale spanning van 9,0 V. Dit betekent dat de weerstand van het lampje ook tweederde van de totale weerstand in de kring moet zijn. De totale weerstand in de kring moet dus (3/2)·33 = 49,5 Ω worden. Het lampje neemt hiervan 33 Ω voor zijn rekening dus weerstand R moet een waarde van 49,5 - 33 = 16,5 Ω krijgen;. Afgerond 17 Ω
Tweede manier. De stroom door het lampje bij een spanning van 6,0 V rekenen we uit met de wet van Ohm. I = U/R = 6,0 / 33 = 0,1818 A. Om deze stroom te laten lopen bij een spanning van 9,0 V moet de totale weerstand in de schakeling zijn R = U/I = 9,0 / 0,1818 = 49,5 Ω. Het lampje zelf heeft een weerstand van 33 Ω, dus weerstand R moet een waarde van 16,5 Ω krijgen. Afgerond 17 Ω
Opgave b
Als de twee lampjes in serie gezet zouden worden zou de totale weerstand de som van de weerstanden van de lampjes zijn. De spanning over elk lampje zou dan precies de helft van de spanning van 9,0 V zijn: 4,5 V. Dit is lager dan de spanning waarvoor het lampje is ontworpen. Beide lampjes zullen dus zwakker dan normaal branden. De grootte van de stroom die er gaat lopen kunnen we niet uitrekenen: Lampjes zijn niet-ohmse weerstanden. De weerstand van 33 Ω geldt alleen bij 6,0 V. Bij 4,5 V is de weerstand waarschijnlijk lager.
Vraag over opgave "Doorbranden"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.