de dracht.
Bij elke ionisatie raakt het α-deeltje wat snelheid kwijt. Hoe groter de kinetische energie aan het begin hoe meer ionisaties het kan uitvoeren voordat het tot stilstand is gekomen en dus hoe groter de afgelegde afstand.
de dracht.
Als de moleculen dicht op elkaar zitten zullen er meer ionisaties per afgelegde afstand plaatsvinden en is het α-deeltje zijn energie kwijt in een kortere afstand. Kleinere dracht dus.
de dracht.
Als de ionisatie-energie per molecuul hoog is zal het α-deeltje minder moleculen kunnen ioniseren. Het zal dus na een kortere afstand zijn kinetische energie kwijt zijn en dus een kleinere dracht hebben.
Eerder gestelde vragen | Dracht
Op vrijdag 16 mrt 2018 om 06:37 is de volgende vraag gesteld
Ik snap het antwoord op vraag C niet helemaal. Ik had persoonlijk dit. Kleinere dracht, het kost dus per molecuul meer energie om hem te inoseren. Dus meer Ek dat ingeleverd moet worden door het a-deeltje Waardoor de Ek energie sneller tot 0 wordt gereduceerd, waardoor hij dus sneller tot 0 is gekomen.
Is dit antwoord correct?
Erik van Munster reageerde op vrijdag 16 mrt 2018 om 11:39
Klopt hoor. Is eigenlijk hetzelfde wat er bij c staat alleen in omgekeerd volgorde verteld. Maar het komt op hetzelfde neer.