Hoe groter de kinetische energie van het α-deeltje hoe groter de dracht.
Bij elke ionisatie raakt het α-deeltje wat snelheid kwijt. Hoe groter de kinetische energie aan het begin hoe meer ionisaties het kan uitvoeren voordat het tot stilstand is gekomen en dus hoe groter de afgelegde afstand.
Opgave b
Hoe dichter de moleculen op elkaar zitten hoe kleiner de dracht.
Als de moleculen dicht op elkaar zitten zullen er meer ionisaties per afgelegde afstand plaatsvinden en is het α-deeltje zijn energie kwijt in een kortere afstand. Kleinere dracht dus.
Opgave c
Hoe groter de ionisatie-energie van de moleculen hoe kleiner de dracht.
Als de ionisatie-energie per molecuul hoog is zal het α-deeltje minder moleculen kunnen ioniseren. Het zal dus na een kortere afstand zijn kinetische energie kwijt zijn en dus een kleinere dracht hebben.
Vraag over opgave "Dracht"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.