p en T zijn dus inderdaad rechtevenredig met elkaar.
De denkfout van Vera zit hem erin dat als de temperatuur twee keer zo hoog wordt niet de snelheid maar de gemiddelde kinetische energie twee keer zo groot wordt. Voor de kinetische energie geldt
Als de kinetische energie twee keer zo groot wordt, wordt de gemiddelde grootte van de snelheid maar √2 keer zo groot. Het effect van de botsingen wordt dus ook √2 keer zo groot en er vinden per tijdseenheid √2 keer zoveel botsingen plaats. Bij elkaar wordt de druk dus √2·√2 = 2 keer zo groot. Een twee keer zo hoge temperatuur leidt dus tot een twee keer zo grote druk. Een rechtevenredig verband dus, net zoals uit de algemene gaswet volgt.
Eerder gestelde vragen | Druk en temperatuur
Op dinsdag 24 jul 2018 om 17:56 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,
Waar haalt u precies die '√2·√2 = 2 keer zo groot' vandaan. Ik snap nog niet helemaal hoe u aan die tweede √2 komt.
Erik van Munster reageerde op dinsdag 24 jul 2018 om 18:59
Stel dat er 300 botsingen met de wand per seconde plaatsvinden. Als de gemiddelde snelheid x keer zo groot worden vinden de botsing sneller achter elkaar plaats en zijn er niet 300 maar x*300 botsingen per seconde.
Dit is de tweede factor wortel(2) in de uitleg hierboven. De eerste factor komt doordat het effect van elke botsing (het 'duwtje tegen de wand') door de hogere snelheid ook wortel(2) keer zo groot wordt.