(zie afbeelding hieronder) Bij elk van de spleten treedt buiging op. De lichtgolf zal zich in alle richtingen uitbreiden. Omdat er twee spleten zijn zullen de lichtgolven afkomstig van de twee spleten met elkaar interfereren. Op sommige plaatsen zullen de golven elkaar uitdoven, op andere zullen ze elkaar versterken. Op het scherm wordt dit zichtbaar als een interferentiepatroon. Op de plaatsen waar een golftop (doorgetrokken lijn) met een andere golftop samenkomt vindt constructieve interferentie plaats en is het licht. Op plaatsen waar een golftop en een golfdal (streepjeslijn) samenkomen vindt destructieve interferentie plaats en doven de lichtgolven elkaar uit.
Eerder gestelde vragen | Dubbelspleet
Op zaterdag 9 mrt 2019 om 10:37 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,
Ik had bij het antwoord van a dat wanneer de twee golven elkaar snijden(knopen), dan vindt er uitdoving plaats. Wanneer er echter knopen zijn tussen de twee golven maar buiken vindt er versterking plaats. Ik geloof-nadat ik antwoord a gelezen heb- dat mijn redenatie niet klopt.
Ik heb geprobeerd om de foto te begrijpen, maar het zijn te veel lijnen om het overzichtelijk te krijgen. Ik heb uitleg nodig over wanneer er witte strepen ontstaan op het scherm en wanneer er donkere strepen ontstaan op het scherm.
Alvast bedankt.
Erik van Munster reageerde op zaterdag 9 mrt 2019 om 11:54
Je antwoordt met andere woorden dan de uitwerking hierboven maar volgens mij snap je het wel: als de golven “gelijk lopen” versterken ze elkaar. Als ze tegengesteld zijn (jij noemt dit snijden?) dan doven ze elkaar uit.
De zwarte en witte strepen op het scherm komen ook hierdoor: zwart (geen elektronen) betekent dat de golven elkaar hebben uitgedoofd. Wit betekent dat daar juist wél elektronen komen en de golven elkaar juist versterkt hebben.
Op donderdag 11 jan 2018 om 17:48 is de volgende vraag gesteld
ik snap de antwoord 1 bij vraag b niet. zou u 1b op een andere manier kunnen uitleggen?
Erik van Munster reageerde op donderdag 11 jan 2018 om 18:54
De eerste reden gaat erover dat zonlicht, dat Thomas Young in de 19e eeuw gebruikte, wit is. Wit licht bestaat uit allerlei kleuren en heeft dus (zie BINAS tabel 19A) niet één bepaalde golflengte. Wit licht bevat alle golflengtes tussen (ongeveer) 400 nm en 700 nm. Op een plaats waar lichtgolven elkaar uitdoven (aangegeven met "donker" in de afbeelding hierboven), heffen meerdere golven elkaar op. Dit kan alleen als het faseverschil tussen de golven precies 1/2 λ is (of 1,5 of 2,5 etc). Alleen: Bij wit licht is er niet één λ maar een mengsel. Je krijgt dus geen volledige uitdoving maar alleen van één bepaalde kleur. In plaats van donkere strepen krijg je dus een mengsel van kleuren waarin (vaag) het streepjes patroon in te herkennen is.
De tweede reden is dat Young geen goede dubbelspleet kon maken en het allemaal wat slordiger was dan wat ze tegenwoordig kunnen.
Hoop dat je hier iets verder mee komt