Inloggen

Foto-elektrisch effect

Deze uitwerking hoort bij opgave 11 uit het hoofdstuk "Quantum- & Atoomfysica VWO". De opgaven zijn te vinden in FotonQuantumAtoomfysicaVWO.pdf

Opgave a

Het opvallende licht heeft een golflengte van 365 nm. De bijbehorende fotonenergie berekenen we met Efoton=hc/λ. We vinden dan

Efoton = 6,6261·10-34·2,9979·108 / 365·10-9

Efoton = 5,4423·10-19 J

Dit is gelijk aan

5,4423·10-19 J / 1,6022·10-19 = 3,3968 eV

Afgerond is dit 3,40 eV.

Opgave b

In BINAS tabel 24 vinden we de uittree-energie van cesium (Cs): 1,94 eV. De energie van de opvallende fotonen is gelijk aan 3,3968 eV. De fotonenergie is dus groter dan de energie die nodig is om elektronen vrij te maken uit het cesium. Er blijft dus

3,3968 - 1,94 = 1,4568 eV

aan energie over. Afgerond is dit 1,46 eV. Deze energie gaat zitten in de kinetische energie die een elektron meekrijgt bij het vrijkomen uit het cesium.

Opgave c

De extra energie die de elektronen meekrijgen in de vorm van kinetische energie is gelijk aan 1,4568 eV. Dit is gelijk aan

1,4568 · 1,6022·10-19 = 2,3341·10-19J.

In de grafiek lezen we af dat de spanning die nodig is om de elektronen zodanig af te remmen dat ze de foto-elektrische cel nét niet kunnen overbruggen gelijk is aan 1,45 V. De vermindering in de kinetische energie van een elektron is gelijk aan het verschil in elektrische energie wat het elektron aan beide kanten van de foto-elektrische cel heeft. Er geldt dus

ΔEkin = q·ΔU

In deze formule is ΔU het spanningsverschil tussen de twee kanten van de foto-elektrische cel en q de lading van het deeltje (in dit geval een elektron: lading is gelijk aan -e). Invullen geeft

ΔEkin = -1,6022·10-19 · 1,45 = -2,32319·10-19 J.

Afgerond heffen de kinetische energie en de elektrische energie elkaar dus op.

Wanneer we op basis van het energieverschil uitgedrukt in eV de benodigde remspanning berekenen is het nog makkelijker te zien. Uit de definitie van de ElektronVolt volgt dat 1,4568 eV voor een elektron overeenkomt met een spanningsverschil van 1,4568 V. Dit komt overeen met de remspanning die we aflezen in de grafiek.

Opgave d

Het opvallende licht heeft nu een golflengte van 540 nm. Voor Efoton vinden we dan

Efoton = 6,6261·10-34·2,9979·108 / 540·10-9

Efoton = 3,6786·10-19 J

Dit is gelijk aan 2,2960 eV

Bij een uittree-energie van 1,94 eV blijft er dus

2,2960 - 1,94 = 0,356 eV

aan kinetische energie over. De remspanning die nodig is om de fotostroom op 0 A te krijgen is dus 0,356 V.

Tweede aspect waar we rekening mee moeten houden is het aantal fotonen. De intensiteit van het 540 nm licht is hetzelfde als die van het 365 nm licht maar de golflengte is een factor 540/365 = 1,5 hoger. Omdat fotonenergie en golflengte omgekeerd evenredig met elkaar zijn is de fotonenergie een factor 1,5 lager. Om op dezelfde intensiteit uit te komen zijn er voor het 540 nm licht dus 1,5 keer zoveel fotonen nodig. Dit betekent dat er ook 1,5 keer zoveel elektronen vrijgemaakt zullen worden. Het aantal vrijgemaakte elektronen is immers evenredig met het aantal fotonen wat op de fotoelektrische cel valt). De maximale fotostroom zal dus ook 1,5 x zo groot zijn. I.p.v. 2,25 μA zal de maximale fotostroom dus 3,375 μA zijn. De uiteindelijke (I,U)-karakteristiek staat hieronder.

Opgave e

Fotoelektrisch effect kan eigenlijk alleen goed verklaard worden door aan te nemen dat licht een stroom energiepakketjes is met een vaste waarde afhankelijk van de kleur van het licht. Dit past totaal niet bij een golf. Bij golven is de energie afhankelijk van de amplitude en die kan, bij dezelfde golflengte, groot of klein zijn. Helemaal geen 'energiepakketjes' met een vaste grootte dus. Bij het fotoelektrisch effect moet je even doen alsof licht geen golf is maar een stroom deeltjes. Bij andere verschijnselen, zoals buiging of interferentie, moet je juist even doen alsof licht een golf is en de geen stroom deeltjes.

Het is erg lastig om je nou een goede voorstelling te maken van wat licht nou precies is: Soms werkt de deeltjesbenadering goed, soms de golfbenadering.


Vraag over opgave "Foto-elektrisch effect"?


    Hou mijn naam verborgen

Eerder gestelde vragen | Foto-elektrisch effect

Op dinsdag 16 jan 2024 om 16:42 is de volgende vraag gesteld
Waar in de grafiek is af te lezen dat de remmende energie gelijk is aan 1,45 V .

Erik van Munster reageerde op dinsdag 16 jan 2024 om 16:50
Remspanning is de (negatieve) spanning die je nodig hebt om ervoor te zorgen dat de fotostroom 0 wordt. De grafiek (blauwe lijn) gaat naar nul bij U=-1,45 V. Dit betekent dat de grootte van de remspanning 1,45 V is.


Bekijk alle vragen (15)



Lotte Bos vroeg op zaterdag 23 jan 2021 om 17:38
Hoezo moet je bij vraag d uitkomen op een 'dezelfde' intensiteit?

Erik van Munster reageerde op zaterdag 23 jan 2021 om 17:44
Dit staat in de opgave. Er staat de intensiteit van de opvallende straling voor beide kleuren licht hetzelfde is.

Dit betekent dat de energie per seconde hetzelfde is. Omdat de fotonenergie niet hetzelfde is, betekent dit dat het aantal fotonen ook niet hetzelfde is.


Op dinsdag 4 feb 2020 om 15:59 is de volgende vraag gesteld
Hoe weet je waar de grafieken de y-as snijden bij 0 volt? Zou je kunnen zeggen dat de elektronen bij uittreden bij een spanning van 0 volt gelijkmatig alle kanten opvliegen omdat er geen spanning is? En om stroom te kunnen meten moeten de elektronen ergens tegen aan komen om gemeten te kunnen worden toch? Heeft de stroomsterkte die je dan meet ook te maken met de grootte van het oppervlak waar de elektronen opvallen?

Op dinsdag 4 feb 2020 om 16:10 is de volgende reactie gegeven
En als het toeval is bij o volt of een elektron wel of niet de anode raakt. Is het dan niet zo dat als 1,5 keer zoveel elektronen vrijkomen, de kans dat een elektron de anode toevallig raakt ook 1,5 keer zo groot is. Dus dat het snijpunt van de grafiek van 540nm bij 0 volt anderhalf keer hoger zal liggen dan het snijpunt van 365nm?

Erik van Munster reageerde op dinsdag 4 feb 2020 om 20:27
Het snijpunt met de y-as is de fotostroom als er geen spanning wordt gebruikt. Dit hangt inderdaad af van het aantal elektronen dat toevallig de anode raakt. Hoe meer fotonen, hoe meer elektronen en hoe groter het aantal elektronen dat de anode bereikt. Bij 540 nm zal het snijpunt inderdaad 1,5 keer hoger liggen dan bij 365 nm maar alleen als het vermogen van het licht dat erop geschenen wordt precies hetzelfde blijft. Bij 540 nm zijn er namelijk 1,5 keer zoveel fotonen nodig om op hetzelfde vermogen te komen (omdat ze een lagere energie per foton hebben).

Erik van Munster reageerde op dinsdag 4 feb 2020 om 20:28
Hoe groot de stroom is hangt inderdaad ook af van de grootte en de afstand van het oppervlak waar de elektronen tegenaan moeten botsen.

Op dinsdag 4 feb 2020 om 21:10 is de volgende reactie gegeven
Heel erg bedankt! Betekent dat dan dat de grafiek eigenlijk niet klopt? Omdat het snijpunt van de 540nm grafiek met de y-as eigenlijk hoger zou moeten liggen?

Erik van Munster reageerde op dinsdag 4 feb 2020 om 21:51
De grafiek klopt maar wat ik eerder zei niet helemaal. Het aantal elektronen dat bij spanning 0V de anode bereikt hangt af van het aantal elektronen dat per seconde vrijkomt maar óók van de snelheid waarmee ze vrijkomen. Bij 365 nm is er meer energie over en hebben de elektronen een grotere snelheid. Het aantal elektronen is dus wel 1,5 keer kleiner dan bij 540 nm maar de snelheid is hoger. Een groter percentage van de elektronen bereikt daardoor de overkant en daardoor is de fotostroom bij 365 nm hoger.


Op maandag 6 jan 2020 om 20:38 is de volgende vraag gesteld
Hoe komt de u aan de remspanning en wat houdt dit in?

Erik van Munster reageerde op dinsdag 7 jan 2020 om 00:09
Als de fotonenergie (Ef) groter is dan de energie die nodig is om een elektron vrij te maken is er nog energie “over”. Deze “extra” energie krijgt het vrijgemaakt elektron mee als kinetische energie (snelheid).

Als je het elektron daarna probeert af te remmen in een elektrisch veld is de remspanning de spanning die je nodig hebt om het elektron af te remmen zodat er geen stroom meer loopt.

(Meer uitleg vind je in de videoles “foto-elektrisch effect”.)


Op donderdag 12 dec 2019 om 18:32 is de volgende vraag gesteld
Moet er bij vraag c niet staan ΔEel= q • U

Erik van Munster reageerde op donderdag 12 dec 2019 om 18:42
q*U is inderdaad de elektrische energie maar hier is de elektrische energie gelijk aan de kinetische energie (Ek). Bij de remspanning is Ek namelijk gelijk aan Eel. Vandaar dat we het zo hebben opgeschreven


Op donderdag 12 dec 2019 om 18:28 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik, is het fout als ik bij vraag c Urem= Efoton-E kin / q doe?

Op donderdag 12 dec 2019 om 18:29 is de volgende reactie gegeven
Ik bedoel efoton- euittree

Erik van Munster reageerde op donderdag 12 dec 2019 om 18:44
Klopt: Urem = (Efoton - Euitree) / q

Op donderdag 12 dec 2019 om 19:05 is de volgende reactie gegeven
Maar je kan dus ook zeggen Ekin = Urem?

Op donderdag 12 dec 2019 om 19:06 is de volgende reactie gegeven
Wel in ev niet J

Erik van Munster reageerde op donderdag 12 dec 2019 om 19:17
Ja klopt. De remspanning is hetzelfde getal als het verschil tussen Efoton en Euittree als je het in eV uitrekent.


Op maandag 8 apr 2019 om 17:20 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik;
Ik heb 2 vragen;
-waarom heeft de spanning een negatieve waarde?-
- Heeft formalhaut A een kortere of langere levensduur dan de zon?
Mvg

Erik van Munster reageerde op maandag 8 apr 2019 om 17:26
Negatieve spanning betekent dat de+ en -pool zó worden aangesloten dat de stroom wordt tegengegaan. De elektronen die door het fotoelektrisch effect ontstaan worden door een negatieve spanning juist afgeremd en zullen dus moeilijker de anode bereiken (vandaar de naam “remspanning”).

Een positieve spanning betekent dat de elektronen “geholpen” worden en versneld worden naar de anode.

Erik van Munster reageerde op maandag 8 apr 2019 om 17:29
Over je 2e vraag. Dat hangt er van af of Fomalhaut een hoofdreeksster is en waar op de hoofdreeks hij staat:

Linksboven: korte levensduur
Rechtsonder: lange levensduur


Op zaterdag 6 apr 2019 om 13:52 is de volgende vraag gesteld
Beste erik,
Klopt dit: '' stel er valt origineel 330 nm licht op de kathode , en nu 300 nm. Intensiteit is 2x zo hoog, dat je dan 330/300 doet en beseft dat er 1,1x zo weinig elektronen nodig zijn voor dezelfde intensiteit maar agz intensiteit 2x zo hoog is dat je 2/1.1 doet en dus beseft dat er 1,81x zo veel elektronen moeten lopen.
Bvb

Erik van Munster reageerde op zaterdag 6 apr 2019 om 15:49
Klopt, zo kun je dat berekenen. Inderdaad 1,81x zoveel elektronen.


Op zondag 31 mrt 2019 om 15:06 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,
- Het klopt dus dat als de uittree-energie lager is , dat de intensiteit niet verandert en dat de lijn in het (U,I) grafiek evenhoog ligt. Er moet eerst een uitspraak gedaan worden over die intensiteit voordat je weet wat er is gebeurd? En stel dat de uittree energie lager is en dat de intensiteit van het licht 2x zo hoog is dan zal de grafiek naar links komen te liggen en 2x zo hoog. Hier wel aangezien de intensiteit 2x hoog is dus er meer elektronen per seconde zullen lopen maar als de uittree-energie lager is maar intensiteit gelijk blijft zullen er evenveel elektronen per seconde de overkant bereiken alleen de grafiek meer naar links?
- Maar wat gebeurt er met de lijn ( hoger , lager ) als er alleen wordt gezegd dat de golflengte lager wordt aangezien dan de grafiek meer naar links gaat sowieso, maar heeft dat ook invloed op het aantal elektronen dat gaat lopen, dus de I(A) lijn
Mvg

Op zondag 31 mrt 2019 om 15:10 is de volgende reactie gegeven
En nog een extra vraag, is het te bepalen wat er gebeurt met de lijn als er gezegd wordt dat de golflengte 2x zo hoog wordt en de intensiteit ook 3x zo hoog? Nee toch?

Erik van Munster reageerde op zondag 31 mrt 2019 om 15:15
Als de golflengte lager wordt verschuift de grafiek inderdaad naar links omdat de remspanning dan verandert.

De hoogte van de grafiek wordt bepaald door hoeveel fotonen er per seconde opnde fotoelektrische cel vallen. Dit aantal fotonen kan op twee manieren groter worden:

1) Je kunt (bij dezelfde golflengte) de intensiteit verhogen.

2) Je kunt de golflengte verhogen. De energie per foton neemt dan namelijk af. Als de intensiteit hetzelfde blijft betekent dit dat je dan méér fotonen nodig om op dezelfde hoeveelheid energie per seconde te komen.

Er zijn dus meerdere dingen van invloed op de hoogte van de grafiek.

Erik van Munster reageerde op zondag 31 mrt 2019 om 15:19
Voor je 2e vraag: allebei de veranderingen zorgen voor een verhoging van het aantal fotonen per seconde en dus voor de hoogte van de grafiek. De golflengte-verandering zorgt dat de grafiek 2x zo hoog komt. De intensiteit-verandering zorgt dat de grafiek 3x zo hoog wordt.

Op zondag 31 mrt 2019 om 15:38 is de volgende reactie gegeven
Bij u laatste antwoord, klopt het dat de lijn dan 6x zo groot wordt in totaal, aangezien de intensiteit 3x zo hoog wordt en de golflengte 2x zo groot dus er sowieso 3x zoveel elektronen moeten stromen om een 3x zo grote intensiteit te bereiken en de fotonen ook nog eens 2x zo weinig energie hebben dus daar 2x zoveel elektronen voor nodig hebben en in totaal 6x zo hoog?

Op zondag 31 mrt 2019 om 15:58 is de volgende reactie gegeven
Elektronvolt en Volt zijn toch trouwens andere eenheden, want EK=-q*u hoezo mag je dan stellen dat als ek=0,356 dat je V ook 0,356 is

Erik van Munster reageerde op zondag 31 mrt 2019 om 16:05
Klopt: theoretisch zou de U,I-grafiek 6 keer zo hoog moeten komen te liggen.

Over je 2e vraag: Dat komt omdat het hier over elektronen gaat. Een elektronvolt (eV) betekent “de hoeveelheid energie die een elektron nodig heeft of verliest bij een spanningsverschil van 1 volt”

Een spanning van 5 V betekent voor een elektron een energie van 5 eV.


Op zondag 10 mrt 2019 om 11:41 is de volgende vraag gesteld
Beste erik,
Had u de D vraag zelf gemaakt of is dit afkomstig van een examen of iets dergelijks? Want deze opdracht zat bij ons in de voorbereiding van de toets.
Mvg

Erik van Munster reageerde op zondag 10 mrt 2019 om 14:03
Deze opgave had ik zelf gemaakt (net zoals alle opgaven in Foton) maar veel van de opgaven over het foto-elektrisch effect lijken op elkaar hoor...


Op zaterdag 9 mrt 2019 om 21:56 is de volgende vraag gesteld
beste erik
De remspanning die nodig is om de fotostroom op 0 A te krijgen is dus 0,356 V.. Kunt u uitleggen wat hiermee wordt bedoeld, de theorie erachter?
Mvg

Erik van Munster reageerde op zondag 10 mrt 2019 om 11:02
Ik zou eerst even de videoles over het foto-elektrisch effect bekijken. Staat onder het kopje “Atomen & Spectra”.

Hierin wordt de theorie uitgelegd en wat remspanning betekent en hoe je het moet uitrekenen.


Eljeli Eltayeb vroeg op maandag 19 mrt 2018 om 14:05
Beste Erik,

Vraag 1.Hoe weet je dat je rekening moet houden met het 2e aspect, het aantal fotononen? Ik had hier totaal geen rekening mee gehouden en zou er zelfs nooit opgekomen zijnn. Kan je mij een beter beeld geven van dat stukje inzicht?

Vraag 2. Hoe weet je dat er 1,5 x zoveel elektronen zullen worden vrij gemaakt? Ik dacht dat juist de Efoton rechtevenredig was met het aantal elektronen. Want het klinkt toch ook raar dat als je (zoals bij de 1e situatie) minder Fotonen hebt maar wel Meer energie per foton er toch minder elektronen vrij komen dan als je meer fotonen hebt maar minder Energie per foton. De totale energie zou toch juist gelijk moeten blijven? Wat gebeurd er dan verder in situatie 1? De overige energie wordt omgezet in Ek, hebben de Elektronen bij situatie 1 dan meer Ek dan de elektronen bij situatie 2? En zo ja speelt dat dan ook geen invloed op de stroom, de Ek per foton?

Ik hoop dat u me verder kunt helpen

Erik van Munster reageerde op maandag 19 mrt 2018 om 14:19
Waar je hierbij even op had moeten letten zijn de woordje "met dezelfde intensiteit" die in de opgave stond. Lijkt iets kleins maar hier is het wel belangrijk. Omdat de energie per foton voor groen licht lager is betekent dit (om op dezelfde energie per seconde te komen) er meer fotonen per seconde nodig zijn en er dus ook meer elektronen vrijgemaakt zullen worden.
Is niet erg als je dit mist. Dit is de reden dat je oefenopgaven maakt. Volgende keer als je iets vergelijkbaars is weet je dat je er op moet letten.

Bij je 2e vraag: het aantal vrijgemaakte elektronen is evenredig met het aantal fotonen. Tenminste: Als Efoton >= Euittree!. Dit komt omdat er voor elk vrijgemaakt elektron één foton nodig is.

Eljeli Eltayeb reageerde op donderdag 22 mrt 2018 om 17:21
Inderdaad ik was even vergeten dat voor elk vrijgemaakte elektron één foton nodig is. Dank u.


Andras Soltesz vroeg op woensdag 24 mei 2017 om 15:23
Beste Erik,

Is het niet alleen tot een bepaald limiet waar, dat het aantal vrijgemaakte elektronen recht evenredig zijn met het aantal fotonen die op de cel vallen?

Elektronen die dichterbij hun kern liggen, hebben meer energie nodig om los te komen toch?

Groet,
Andras

Andras Soltesz reageerde op woensdag 24 mei 2017 om 15:25
Dus, hoe kan ik weten dat in dit geval 1,5 keer meer elektronen nog binnen de grenzen valt?

Erik van Munster reageerde op woensdag 24 mei 2017 om 15:38
Er een limiet, namelijk het aantal atomen dat aan het oppervlak van een metaal ligt. Dit is aantal is echter zo groot en binnen het metaal kunnen elektronen zich makkelijk van atoom naar atoom verplaatsen zodat een uitgezonden elektron uit een metaalatoom snel weer aangevuld wordt. In de praktijk loop je dus niet deze deze grens op en is de limiet het aantal fotonen. De factor 1,5 in deze opgave gaat ook over het aantal fotonen.


Sander Leurink vroeg op zaterdag 25 mrt 2017 om 14:08
Hallo Meneer Van Munster,
Ik snap het volgende niet in uw uitleg: "In de grafiek lezen we af dat de spanning die nodig is om de elektronen zodanig af te remmen dat ze de foto-elektrische cel nét niet kunnen overbruggen gelijk is aan 1,45 V". Hoe kan ik dit zien?
Alvast bedankt!

Erik van Munster reageerde op zaterdag 25 mrt 2017 om 14:30
Dag Sander,

Dit weet je omdat de grafiek de x-as snijdt bij -1,45 V. Dit is precies de grens waarbij er wél en geen stroom loopt en dat is wat remspanning betekent.


Op zaterdag 30 apr 2016 om 12:31 is de volgende vraag gesteld
Hoi! Ik heb een vraagje over C. Ik begrijp de manier hoe je de remspanning berekend en dat je lijn daar start en ik begrijp dat de lijn eindigd bij 3,375 maar ik begrijp niet helemaal hoe je de rest van de lijn bepaald. Hoezo snijdt hij de y-as bij ongeveer 0,6 en snijdt hij de lijn van 365 bij ongeveer 1,6, of maakt dat niet uit?
Alvast bedankt!

Anne van Gulik reageerde op zaterdag 30 apr 2016 om 12:33
(Ik bedoel D)

Erik van Munster reageerde op zaterdag 30 apr 2016 om 19:35
Je weet inderdaad alleen dat de grafiek begint bij U = 0,356 V en dat de maximumstroom 3,375 microA is.

Hoe de grafiek verder precies loopt hangt o.a. af van de vorm van de kathode en anode en waar het licht precies op de fotocel valt. De vorm van de grafiek zal in hetzelfde zijn als de vorm van de grafiek bij 365 nm.

Dat hij de y-as snijdt bij 0,6 kun je niet uitrekenen met de gegevens die je hebt en daar kom je inderdaad pas achter als je de grafiek tekent.


>> naar HAVO uitwerkingen

4 VWO


Algemeen VWO 1 Maatcilinder, 2 Metriek stelsel, 3 SI-eenheden, 4 Paardenkrachten, 5 Basiseenheden, 6 Kloppende formule, 7 Luchtwrijving, 8 Voorvoegsels, 9 Standaardnotatie, 10 Orde van grootte, 11 Meetfouten, 12 Oppervlakte, 13 Weerstand, 14 Binas, 15 Significante cijfers, 16 Spanning, 17 Precisie, 18 Afronden, 19 Berekeningen, 20 Omschrijven, 21 Magneetveld, 22 Gravitatieformule, 23 Interpoleren, 24 Grafiek, 25 Verbanden, 26 Kinetische energie, 27 Lichtintensiteit, 28 Coördinatentransformatie, 29 Snelheidsmodel, 30 Watermodel,

Beweging VWO 1 Trajectcontrole, 2 Onweersbui, 3 Naar school, 4 Rondje aarde, 5 Inhaalmanoeuvre, 6 Lichtsnelheid, 7 Optrekkende auto, 8 Landingsbaan, 9 Lift, 10 Botsing, 11 Katapult, 12 Maansprong, 13 Sprint, 14 Vallende bal, 15 Trilling, 16 Jan-van-Gent,

Krachten VWO 1 Kopstaart-methode, 2 Sleepboten, 3 Horizontaal verticaal, 4 Rechte hoek, 5 Grafisch ontbinden, 6 Componenten, 7 Zwaartekracht, 8 Veerkracht, 9 Straatlamp, 10 Katrollen, 11 Normaalkracht, 12 Stroomlijn, 13 Tegenwind, 14 Glijbaan, 15 Schuifwrijving, 16 Krachtsoorten, 17 Wetten van Newton, 18 Krachtenevenwicht, 19 Valversnelling, 20 Skaten, 21 Afdaling, 22 Slinger, 23 Bergtrein, 24 Lift, 25 Take-off, 26 Knikker, 27 Boeing, 28 Atwood, 29 Trein, 30 Onderwatermodel,

Elektrische Schakelingen VWO 1 Lampjes, 2 Schema, 3 Bliksemafleider, 4 Koper, 5 Volt, 6 Inslagspanning, 7 Ohmse weerstand, 8 Gloeilampje, 9 Isolator, 10 Geleidbaarheid, 11 Waterzuiverheid, 12 Samenstellen, 13 Vervangingsweerstand, 14 Spanningswet, 15 Stroomwet, 16 Serieschakeling, 17 Doorbranden, 18 Spanningsdeler, 19 Spanningsbron, 20 Parallelschakeling, 21 Drie weerstanden, 22 Hoofdstroom, 23 Puzzelen, 24 Draadweerstand, 25 Meetschakeling, 26 Schuifweerstand, 27 Bijzondere weerstanden, 28 Vermogen, 29 Opwarmen, 30 Gloeidraad, 31 LED lamp, 32 Penlite, 33 Zekering, 34 Beveiliging,

Energie & Arbeid VWO 1 Arbeid, 2 Vermoeidheid, 3 Eenheid, 4 Hoek, 5 Hijskraan, 6 Slee, 7 Optrekkende trein, 8 Helling, 9 Veer, 10 Definities, 11 Energiesoorten, 12 Kinetische energie, 13 Versnellen, 14 Eenparige versnelling, 15 Tennisbal, 16 Pakhuis, 17 Veerenergie, 18 Vallende steen, 19 Boogschieten, 20 Glijden, 21 Kanonschot, 22 Vermogen, 23 Katrollen, 24 Vergelijking, 25 Elektriciteitscentrale, 26 Voertuig, 27 Zonnepaneel, 28 Gravitatie-energie, 29 Benzineverbruik, 30 Valmodel,

5 VWO


Cirkelbeweging & Gravitatie VWO 1 Slijptol, 2 Draaimolen, 3 Fietstocht, 4 Middelpuntzoekende kracht, 5 Eenheid, 6 Fmpz, 7 Bocht, 8 Zweefmolen, 9 Aardrotatie, 10 Gravitatiekracht, 11 Gravitatieconstante, 12 Verband, 13 Appel, 14 Valversnelling, 15 Kepler, 16 Jupitermaantjes, 17 Exoplaneet, 18 Geostationair, 19 Gravitatie-energie, 20 Ellips, 21 Ontsnappingssnelheid, 22 Maanmodel,

Trillingen & Golven VWO 1 Trillingen, 2 Frequentie, 3 Oscilloscoop, 4 Fase, 5 Harmonische trilling, 6 Eenheid, 7 Duikplank, 8 Scooter, 9 Veermassa, 10 Gelijk lopen, 11 Resonantie, 12 Snelheid, 13 Slingerenergie, 14 Trillingsmodel, 15 Golflengte, 16 Golf op zee, 17 Longitudinaal/tranversaal, 18 Superpositie, 19 Resulterende ampl., 20 Interferentie, 21 Staande golven, 22 Reageerbuis, 23 Klankkast, 24 Gitaar, 25 Saxofoon, 26 Modulatie, 27 FM, 28 Sampling, 29 Datatransfer, 30 CD,

Elektromagnetisme VWO 1 Balletjes, 2 Elektrische lading, 3 Plastic staaf, 4 Elektroscoop, 5 Wet van Coulomb, 6 Veldsterkte, 7 Radiaal veld, 8 Twee ladingen, 9 Millikan, 10 Veldmodel, 11 Stroomkring, 12 Spanningsveld, 13 Versnelspanning, 14 Elektronvolt, 15 Lineaire versneller, 16 Magneten, 17 Magneetveld, 18 Veldlijnen, 19 Rechterhand draad, 20 Rechterhand spoel, 21 Linkerhand, 22 Lorentzkracht, 23 Ampere, 24 Massaspectrometer, 25 Elektromotor, 26 Luidspreker, 27 Flux, 28 Wet van Lenz, 29 Fluxverandering, 30 Dynamo, 31 Draaiend spoeltje, 32 Vallende magneet,

Materie & Moleculen VWO 1 Drie fasen, 2 Van der Waalskracht, 3 Welke fase?, 4 Brownse Beweging, 5 Molecuultheorie, 6 Atomen en moleculen, 7 Plasma, 8 Massa, 9 Kristalrooster, 10 Temperatuur, 11 Treinrails, 12 Thermometer, 13 Druk, 14 Raam, 15 Flesje, 16 Duikboot, 17 Wet van Boyle, 18 Algemene gaswet, 19 Druk en temperatuur, 20 Plantenkas, 21 Kringproces, 22 Warmte en temperatuur, 23 Warmtetransport, 24 Koelkast, 25 Opwarmen, 26 Warmtecapaciteit, 27 Geiser, 28 Friteuse, 29 Hoefijzer, 30 Afkoelingsmodel,

Biofysica VWO 1 Hartslag, 2 mmHg, 3 Bloeddrukmeting, 4 Bloedstroom, 5 Bloedvat, 6 Vatenstelsel, 7 Gehoorgang, 8 Binnenoor, 9 Lichaamsoppervlak, 10 Waterijs, 11 Lichtmicroscoop, 12 Fluorescentie, 13 GFP, 14 Elektronenmicroscoop, 15 Zwemblaas, 16 Parasaurolophus,

Geofysica VWO 1 Aardmagnetisme, 2 Noorderlicht, 3 P-golf, 4 S-golf, 5 Seismograaf, 6 Epicentrum, 7 Tsunami, 8 Mount Everest, 9 Grace, 10 Aardmassa, 11 Massamiddelpunt, 12 Dichtheid, 13 Appelschil, 14 Lava, 15 Datering,

6 VWO


Sterren & Straling VWO 1 Elektromagnetisch spectrum, 2 Stralingssoort, 3 Lichtsnelheid, 4 Lichtjaar, 5 Continu of lijn?, 6 Zwarte straler, 7 Planckkrommen, 8 Kleurtemperatuur, 9 Gasspectrum, 10 Spectraallijnen, 11 Zonnespectrum, 12 Sterspectra, 13 Wet van Wien, 14 Spectraaltype, 15 Stefan-Boltzmann, 16 Lichtkracht, 17 Kwadratenwet, 18 Zonneconstante, 19 Afstandsbepaling, 20 Superreus, 21 Hertzsprung-Russel, 22 Sterevolutie, 23 Sterpopulatie, 24 Telescoop, 25 Hubble Space Telescope, 26 Dopplereffect, 27 Zonnerotatie, 28 Oerknal,

Quantum- & Atoomfysica VWO 1 Laserpointer, 2 Rutherford, 3 Bohr, 4 Energieniveaus, 5 Aangeslagen toestand, 6 Lijnenspectrum, 7 Waterstofspectrum, 8 Ionisatie-energie, 9 Buiging, 10 Dubbelspleet, 11 Foto-elektrisch effect, 12 Foto-elektronen, 13 Golf/Deeltjes-dualiteit, 14 Brogliegolven, 15 Dubbelspleet Elektronen, 16 Golf of deeltje, 17 Luchtdeeltjes, 18 Elektronendiffractie, 19 Deeltje in een doos, 20 Waterstofatoom, 21 Waarschijnlijkheid, 22 Schrödinger's kat, 23 Tunneleffect, 24 Ontsnappingskans, 25 Heisenberg, 26 Nulpuntsenergie, 27 Omschrijvingen, 28 Inktwisser,

Ioniserende Straling VWO 1 Samenstelling, 2 Massa en ladingsgetal, 3 Vervalvergelijking, 4 Ontstaan, 5 Vervalreeks, 6 Halveringstijd, 7 Logaritme, 8 Vervalmodel, 9 Grootste activiteit, 10 Activiteit, 11 Raaklijn, 12 Ionisatie, 13 Dracht, 14 Geiger-Müllerbuis, 15 Dosimeter, 16 Activiteitsmeting, 17 Röntgenbuis, 18 Doorgelaten straling, 19 Loodschort, 20 Aluminiumfolie, 21 Röntgenfoto, 22 Contrastmiddel, 23 CT-scan, 24 MRI, 25 Echoscopie, 26 PET, 27 Medische beelden, 28 Kernramp, 29 Verhoogd risico, 30 Stralingsdosis, 31 Radiotherapie, 32 Longen,

Kernen & Deeltjes VWO 1 Einstein, 2 Massaverschil, 3 K-vangst, 4 Vervalsoort, 5 Bindingsenergie, 6 Kunstmatige kernreactie, 7 Splijtingsreactie, 8 Kernenergie, 9 Splijtstof, 10 Kernfusie, 11 Standaardmodel, 12 Quarks, 13 Leptonen, 14 Zonneneutrino's, 15 Kosmische straling, 16 LHC,

Relativiteit VWO 1 Fizeau, 2 Michelson-Morley, 3 Ruimtetijd-diagram, 4 Lichtkegel, 5 Trein, 6 Straaljager, 7 Lengtecontractie, 8 Muon, 9 Ruimteas tekenen, 10 Tijddilatatie, 11 Gelijktijdigheid, 12 Snelheden optellen, 13 Relativistische massa, 14 Kinetische energie, 15 Zwaartekracht, 16 Zwart gat,

4 HAVO


Algemeen HAVO 1 Meter, 2 Kilogram, 3 SI-eenheden, 4 Paardenkrachten, 5 Basiseenheden, 6 Zelfde eenheid, 7 Kloppende formule, 8 Groter of kleiner, 9 Voorvoegsels, 10 Exponent, 11 Schatten, 12 Aflezen, 13 Weerstand, 14 Binas, 15 Significante cijfers, 16 Spanning, 17 Precisie, 18 Afronden, 19 Berekeningen, 20 Cilinder, 21 Sinaasappel, 22 Omschrijven, 23 Magneetveld, 24 Gravitatieformule, 25 Interpoleren, 26 Grafiek, 27 Onbekende vloeistof, 28 Verbanden, 29 Kinetische energie, 30 Lichtintensiteit,

Beweging HAVO 1 Stroboscoop, 2 Trajectcontrole, 3 Onweersbui, 4 Naar school, 5 Rondje aarde, 6 Inhaalmanoeuvre, 7 Lichtsnelheid, 8 Versnelling, 9 Afremmen, 10 Optrekkende auto, 11 Landingsbaan, 12 Lift, 13 Botsing, 14 Vallen, 15 Katapult, 16 Maansprong, 17 Sprint, 18 Vallende bal, 19 Trilling, 20 Jan-van-Gent,

Krachten HAVO 1 Kop-staartmethode, 2 Sleepboten, 3 Horizontaal verticaal, 4 Rechte hoek, 5 Ontbinden, 6 Componenten, 7 Grootte, 8 Tillen, 9 Pythagoras, 10 Zwaartekracht, 11 Veerkracht, 12 Straatlamp, 13 Katrollen, 14 Normaalkracht, 15 Helling, 16 Wrijvingskracht, 17 Tegenwind, 18 Schuifwrijving, 19 Krachtsoorten, 20 Speeltuin, 21 Hefboom, 22 Momentsleutel, 23 Arm bepalen, 24 Onderarm, 25 Opdrukken, 26 Wetten van Newton, 27 Krachtenevenwicht, 28 Versnelling, 29 Wegfietsen, 30 Valversnelling, 31 Parachutesprong, 32 Bergtrein, 33 Take-off,

Elektrische Schakelingen HAVO 1 Schakeling, 2 Lampjes, 3 Schema, 4 Stroom, 5 Spanningsbron, 6 Wet van Ohm, 7 Ohmse weerstand, 8 Gloeilampje, 9 Isolator, 10 Geleidbaarheid, 11 Waterzuiverheid, 12 Samenstellen, 13 Vervangingsweerstand, 14 Serieschakeling, 15 Doorbranden, 16 Spanningsdeler, 17 Bronspanning, 18 Parallelschakeling, 19 Drie weerstanden, 20 Puzzelen, 21 Draadweerstand, 22 Koperdraad, 23 Meetschakeling, 24 Schuifweerstand, 25 Bijzondere weerstanden, 26 Vermogen, 27 Opwarmen, 28 LED-lamp, 29 Capaciteit, 30 Zekering, 31 Beveiliging, 32 Transformator, 33 Hoogspanningsleiding, 34 Elektriciteitsopwekking, 35 Elektrische auto,

Energie & Arbeid HAVO 1 Beklimming, 2 Welke kracht, 3 Arbeid, 4 Vermoeidheid, 5 Eenheid, 6 Schuine kracht, 7 Hijskraan, 8 Slee, 9 Optrekkende trein, 10 Helling, 11 Definities, 12 Energiesoorten, 13 Kinetische energie, 14 Versnelling, 15 Eenparig versnellen, 16 Tennisbal, 17 Pakhuis, 18 Knikker, 19 Vallende steen, 20 Glijden, 21 Verticale worp, 22 Kanonschot, 23 Vermogen, 24 Katrollen, 25 Rendement, 26 Automotor, 27 Zonnepaneel, 28 Voertuig, 29 Stookwaarde, 30 Vergelijking, 31 Elektriciteitscentrale, 32 Benzineverbruik,

5 HAVO


Zonnestelsel & Heelal HAVO 1 Maanfasen, 2 Zonsverduistering, 3 Heliocentrisch, 4 Venus, 5 Ontbrekende woorden, 6 Cirkelbeweging, 7 Slijptol, 8 Draaimolen, 9 Middelpuntzoekende kracht, 10 Eenheid, 11 Fmpz, 12 Bocht, 13 Aardrotatie, 14 Gravitatiekracht, 15 Gravitatieconstante, 16 Hoogte, 17 Appel, 18 Valversnelling, 19 Afleiding, 20 Jupitermaantjes, 21 Exoplaneet, 22 Geostationair, 23 Telescopen, 24 Elektromagnetisch spectrum, 25 Stralingssoort, 26 Lichtsnelheid, 27 Wet van Wien, 28 Lichtjaar, 29 Reistijd, 30 Deneb, 31 Oerknal, 32 Andromedastelsel,

Trillingen & Golven HAVO 1 Trillingen, 2 Elektrocardiogram, 3 Frequentie, 4 Oscilloscoop, 5 Harmonische trilling, 6 Eenheid, 7 Duikplank, 8 Scooter, 9 Veermassa, 10 Strak koord, 11 Resonantie, 12 Snelheid, 13 Golflengte, 14 Golven op zee, 15 Longitudinaal transversaal, 16 Geluidsgolven, 17 Onweersafstand, 18 Meting geluidssnelheid, 19 Lichtgolven, 20 Lopend of staand, 21 Staande golven, 22 Snaartrillingen, 23 Reageerbuis, 24 Trompet, 25 Gitaar, 26 Saxofoon, 27 Modulatie, 28 FM,

Stoffen & Warmte HAVO 1 Drie fasen, 2 Faseovergangen, 3 Van der Waalskracht, 4 Welke fase?, 5 Brownse beweging, 6 Molecuultheorie, 7 Atomen & moleculen, 8 Plasma, 9 Massa, 10 Kristalrooster, 11 Temperatuur, 12 Warmte & temperatuur, 13 Warmtetransport, 14 Koelkast, 15 Geleiding in metalen, 16 Opwarmen, 17 Welke stof?, 18 Geiser, 19 Soortelijke warmte, 20 Friteuse, 21 Hoefijzer, 22 Mechanische spanning, 23 Spankracht, 24 Plastic, 25 Rek, 26 Uitzetting, 27 Spanning,rek-diagram, 28 Elasticiteitsmodulus, 29 Kabeltrein,

Ioniserende Straling HAVO 1 Atoommodellen, 2 Samenstelling, 3 Massa- en ladingsgetal, 4 Vervalvergelijking, 5 Ontstaan, 6 Vervalreeks, 7 Halveringstijd, 8 Kernen & halvering, 9 Grootste activiteit, 10 Raaklijn, 11 Activiteitsformule, 12 Ionisatie, 13 α-deeltje, 14 Fotonen, 15 Dracht, 16 Geiger-Müllerbuis, 17 Dosimeter, 18 Activiteitsmeting, 19 Röntgenbuis, 20 Doorgelaten straling, 21 Loodschort, 22 Aluminiumfolie, 23 Röntgenfoto, 24 Contrastmiddel, 25 CT-scan, 26 MRI, 27 Echoscopie, 28 Medische beelden, 29 Kernramp, 30 Verhoogd risico, 31 Stralingsdosis, 32 Radiotherapie, 33 Longen,

Technische Automatisering HAVO 1 Vingers, 2 Binair, 3 Aan/uitknop, 4 Waarheidstabel, 5 EN-poorten, 6 XOF-poort, 7 Temperatuursensor, 8 Comparator, 9 Systeembord, 10 Geheugencel, 11 Warmtelint, 12 AD-omzetter, 13 Pulsteller, 14 Stopwatch, 15 Lichtschakelaar, 16 Snelheidsmeting, 17 Meet-Stuur-Regel-,

Licht & Lenzen HAVO 1 Spiegelbeeld, 2 Spiegelwet, 3 Breking, 4 Prisma, 5 Totale reflectie, 6 Fiber, 7 Lens, 8 Constructietekening, 9 Lenswerking, 10 Beeldvorming, 11 Twee lichtstralen, 12 Virtueel beeld, 13 Lenswet, 14 Onscherp, 15 Vergroting, 16 Vergrootte bloem, 17 Fotocamera, 18 Kolibri,

Aarde & Klimaat HAVO 1 Druk, 2 Gasdruk, 3 Luchtkolom, 4 Dampkring, 5 Hoogtemeting, 6 Corioliseffect, 7 Buys Ballot, 8 Waterdamp, 9 Ozon, 10 Zonnestraling, 11 Albedo, 12 Broeikaseffect, 13 Stralingshoek, 14 Buienradar, 15 IJsberg,

Menselijk Lichaam HAVO 1 Hartslag, 2 mmHg, 3 Bloeddrukmeting, 4 Lichaamsoppervlak, 5 Waterijs, 6 Gehoorgang, 7 Binnenoor, 8 Geluidsintensiteit, 9 Gehoordrempel, 10 Decibel, 11 Hoornvlies, 12 Ooglens, 13 Bijziendheid, 14 Oudziendheid, 15 Kleurenblindheid,

terug naar boven