Deze uitwerking hoort bij opgave 8 uit het hoofdstuk "Elektrische Schakelingen HAVO".
De opgaven zijn te vinden in FotonElektrischeSchakelingenHAVO.pdf
Videolessen
Theorie bij dit hoofdstuk wordt behandeld in onderstaande videolessen.
Als het lampje wél een ohmse weerstand zou zijn zou R constant zijn en ook bij andere spanningen 10 Ω zijn. De stroomsterkte zouden we dan kunnen berekenen met I = U/R = 4,0 / 10 = 0,40 A.
Opgave c
Kaj meet bij 4,0 V een stroom die 12,5 % lager is dan 0,40 A. Dit is 0,05 A lager dus een stroomsterkte van 0,35 A. Invullen van R = U/I geeft 4,0 V / 0,35 A = 11,428 Ω. Afgerond 11 Ω. Inderdaad een hogere weerstand dan bij 2,0 V.
Opgave d
De weerstand neemt toe met toenemende spanning en stroom. Maar het blijft wel zo dat meer spanning tot meer stroom leidt. Bij 4,0 V was de stroomsterkte 0,35 A. Bij 7,0 V zal de stroomsterkte in ieder geval nooit kleiner dan 0,35 A kunnen zijn. De weerstand die nodig is om bij 7,0 V een stroom van 0,35 A te laten lopen is R = U/I = 7,0 V / 0,35 A = 20 Ω. De weerstand zal dus nooit groter kunnen zijn dan 20 Ω.
Vraag over opgave "Gloeilampje"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.