De onzekerheid is een getal wat aangeeft hoeveel de gemeten grootheid kan afwijken van een voorspelling. De onzekerheid heeft dus dezelfde eenheid als de grootheid zelf. De eenheden aan de linkerkant zijn dus de eenheid van lengte · de eenheid van impuls
Aan de rechterkant staat de constante van Planck (4π is eenheidsloos). De eenheid van h vinden we in BINAS tabel 7: Joule·seconde (Js). In BINAS tabel 4 vinden we bij 'energie' dat J = Nm. Bij 'kracht' vinden we in dezelfde tabel dat N = kg·m·s
. Hieruit volgt dat J = Nm =kg·m
. De eenheid Js aan de rechterkant is dus uitgeschreven
Dit is dezelfde eenheid als aan de linkerkant.
Dit wil zeggen dat noch Δx noch Δp nul kan zijn. De precieze plaats of snelheid weten van het deeltje zou betekenen dat de onzekerheid nul is en dat kan dus niet. Een elektron kan dus het beste opgevat worden als een vaag wolkje.
Als het gebiedje waarin het elektron zit opgesloten kleiner gemaakt wordt, wordt Δx kleiner. Gevolg is dat, volgens de onzekerheidsrelatie van Heisenberg, Δp groter moet worden. De snelheid van het elektron zal dus steeds onzekerder worden en kan dus ook heel groot worden. Ook de kinetische energie van het elektron kan dus heel groot worden. Hiermee neemt ook de kans toe dat het elektron via het tunneleffect ontsnapt, deze hangt immers af van het energieverschil tussen het elektron en de barriere waarmee het elektron wordt opgesloten.
Eerder gestelde vragen | Heisenberg
Op woensdag 18 jul 2018 om 14:40 is de volgende vraag gesteld
Hallo meneer,
Bij a) wordt aan de rechterkant het rijtje: kg x m^2 x s^-2 x s^-1
En uit de rekenregels voor machten volgt dat dit kg x m^2 x s^-3 wordt i.p.v. s^-1
Bij een macht keer een macht geldt: exponenten optellen. -2 plus -1 is -3.
Ofwel ik begrijp a) niet. Kunt u het verklaren?
Alvast bedankt
Erik van Munster reageerde op woensdag 18 jul 2018 om 15:25
Aan de rechterkant staat de eenheid van de constante van Planck (h). In BINAS tabel 7 kun je vinden dat de eenheid 'Js' is. Dit is JouleSeconde en niet Joule pér seconde anders zou er staan Js^-1. Er komt dus geen -1 macht bij de laatste s in het rijtje. Het wordt dan dus
kg x m^2 s^-2 x s
kg x m^2 s^-1
Vandaar...
Op woensdag 18 jul 2018 om 17:04 is de volgende reactie gegeven
Aha dat was een zeer domme actie van mij. Bedankt voor uw antwoord!
Op dinsdag 20 mrt 2018 om 15:39 is de volgende vraag gesteld
Bij vraag A. Ik probeerde de linkerkant om te reknen naar de rechterkant. Is hier ook een mogelijkheid voor of dien je altijd te kijken naar de makkelijkste weg/
Op dinsdag 20 mrt 2018 om 15:47 is de volgende reactie gegeven
Ik wil overigens wel zeggen dat u een ontzettende Kanjer bent. Deze site red namelijk levens! Ga zo door!
Erik van Munster reageerde op dinsdag 20 mrt 2018 om 16:17
Je kunt ook prima de linkerkant naar de rechterkant omrekenen. Zo kom je ook op het juiste antwoord. Hoeft niet altijd via de makkelijkste weg. Bovendien weet je van te voren nooit wat de makkelijkste weg is :) En verschilt het ook nog van persoon tot persoon. Wat de één makkelijk vindt is voor de ander juist lastig.
Dank voor je opmerking. Altijd fijn om te horen. Of ik je leven ga redden weet ik niet maar ik doe in ieder geval mijn best om je natuurkunde te laten overleven :)
Op woensdag 17 jan 2018 om 15:52 is de volgende vraag gesteld
bij vraag a) wordt er gezegd impuls = m x (kg x m/s)
dit snap ik, want impuls = m x v
m=massa in kg
v=snelheid in m/s
maar waar komt die andere m vandaan? (m voor de haakjes)
Erik van Munster reageerde op woensdag 17 jan 2018 om 16:01
De formule waar deze vraag over gaat is Δx*Δp >= h/4π. De eenheid aan de linkerkant is dus de eenheid van plaats (meter) keer de eenheid van impuls (kg x m/s).
Vandaar:
m x (kg x m/s)
Hoop dat je hier iets verder mee komt...
Op dinsdag 20 mrt 2018 om 15:38 is de volgende reactie gegeven
Ik probeerde bij vraag A. juist de linkerkant om te rekenen naar de rechterkant. Is hier ook een manier voor? Want ik kon hem niet vinden. Of moet je altijd kijken naar wat het handigste is?