De formule W=F·s mag alleen gebruikt worden als F constant is of als de gemiddelde kracht bekend is. Beide is hier niet het geval. We kunnen de formule dus niet gebruiken in deze situatie.
De hokjes in de grafiek hebben een breedte van s= 2 m en een hoogte van F = 20 N. Ieder hokje correspondeert dus met een arbeid van W = F·s = 2·20 = 40 J. In totaal is het oppervlak onder de grafiek 32 hokjes (zie afbeelding hieronder). Dit komt overeen met een energie van 32·40 = 1280 J. Afgerond 1,3 kJ.
De wrijvingskracht is constant. Dit betekent dat de kracht die Abel moet uitoefenen als de helling vlak is gelijk is aan de wrijvingskracht. Uit de grafiek lezen we af dat deze kracht 26 N aan het begin en het einde van de helling. De door de wrijvingskracht verrichte (negatieve) arbeid is dan W=F·s = 26·20 = -520 J. Afgerond -5,2·10
J.
Eerder gestelde vragen | Helling
Hosna Akbari vroeg op zondag 7 jan 2018 om 16:48
Hallo,
Ik snap bij opdracht c niet waarom er bij de wrijvingskracht dan gewoon 26 N gedaan wordt, want wat heeft het begin en het einde er dan mee te maken?
Erik van Munster reageerde op zondag 7 jan 2018 om 17:33
Dag Hosna,
De kracht die Abel moet uitoefenen bestaat uit 2 delen: De kracht die in de grafiek staat is de optelsom van deze twee krachten:
1) Wrijvingskracht (deze is constant)
2) De kracht die nodig is om de helling op te komen (deze is niet constant omdat de helling niet overal even steil is).
In de opgave staat dat de helling aan het begin en het eind vlak loopt. De kracht die Abel aan het begin en aan het eind moet uitoefenen is dus alléén de wrijvingkracht. De tweede kracht is namelijk 0 N aan het begin en het eind omdat de helling daar 0 is. Kortom: Als je de wrijvingskracht wil weten lees je de kracht aan het begin (of het eind) af uit de grafiek. Vandaar...