Uit de grafiek lezen we dat bij een afstand van 2,0 cm de intensiteit 27 μW cm-2 is. Bij een afstand van 4,0 cm is de intensiteit 7 μW cm-2. Als de afstand twee keer zo groot wordt wordt de intensiteit dus 27/7 = 3,8571 keer zo klein. Afgerond op één significant cijfers dit 4 keer zo klein. Binnen de nauwkeurigheid van deze metingen kunnen we dus uitgaan van een omgekeerd kwadratisch verband.
Opgave b
Vergeleken met 2,0 cm is 8,0 cm een 4 keer zo grote afstand. Aangezien het een omgekeerd kwadratisch verband is betekent dit dat de intensiteit 42 = 16 keer zo klein moet zijn. 27/16 = 1,6875 μW afgerond 1,7 μW.
3,0 cm is 1,5 keer 2,0. Dit betekent een 1,52 = 2,25 keer zo lage intensiteit. 27/2,25 = 12 μW.
Opgave c
Bij een afstand van 2,0 cm is de intensiteit 27 μW. 50 μW is 1,852 keer zo groot als 27 μW. Dit betekent dat r2 1,852 keer zo klein is bij 50 μW vergeleken met de intensiteit bij 27 μW. Dit betekent dat r √1,852 = 1,3609 keer zo klein moet zijn. 2,0 cm / 1,3609 = 1,4696 cm. Afgerond een afstand van 1,5 cm.
Opgave d
Zie grafiek hieronder?
Vraag over opgave "Lichtintensiteit"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.
Eerder gestelde vragen | Lichtintensiteit
Over "Lichtintensiteit" zijn nog geen vragen gesteld.