Beide wereldlijnen lopen verticaal. Dit betekent dat alleen de tijd verandert en de plaats hetzelfde blijft. Beide waarnemers staan dus stil.
Opgave b
Voor beide waarnemers geldt dat gebeurtenis A op t = 0,5 s plaatsvindt en gebeurtenis B op t = 3,0 s. Gebeurtenis A vindt dus volgens beide waarnemers plaats vóór gebeurtenis B.
Opgave c
Op het moment dat waarnemer 2 gebeurtenis A ziet heeft het licht er een tijdje over gedaan. Licht is in een ruimtelijd-diagram altijd een lijn die onder een hoek van 45° loopt. Als we deze lijn trekken vanaf gebeurtenis A blijkt dat de informatie waarnemer 2 pas bereikt na gebeurtenis B. op t = 6,5 s.
(Ondanks het feit dat waarnemer 2 gebeurtenis B pas waarneemt na gebeurtenis A weet waarnemer B als hij rekening houdt met de afstand dat gebeurtenis A eerder heeft plaatsgevonden)
Opgave d
De lichtkegel geeft het gebied aan (ruimte én tijd) waar een gebeurtenis waar te nemen is. Op alle punten die in de grijze driehoek vallen die begint in gebeurtenis A is gebeurtenis A waar te nemen. Vanaf punten die hierbuiten liggen is gebeurtenis A niet waar te nemen.
Opgave e
Zie afbeelding hieronder. Gebeurtenis C vindt plaats op de wereldlijn van waarnemer 1 op t = 3,0 s. De lichtkegel van C wordt begrenst door lijnen onder een hoek van 45° aan beide kanten van C.
Opgave f
Het gebied waar zowel gebeurtenis A, als B als C waar te nemen zijn wordt gevormd door het gebied waar de drie lichtkegels overlappen. Dit is aangegeven in het blauw in de afbeelding hieronder.
Vraag over opgave "Lichtkegel"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.
Eerder gestelde vragen | Lichtkegel
Op dinsdag 25 feb 2020 om 12:44 is de volgende vraag gesteld Kunt u opgave c uitleggen? Ik snap het antwoord niet.
Erik van Munster reageerde op dinsdag 25 feb 2020 om 15:20 De twee verticale lijnen ‘1’ en ‘2’ staan getekend op twee plaatsen. Namelijk op 2 en 8 (keer 2,8979*10^8) meter. Als er op plaats 1 bijvoorbeeld iets gebeurt (bv een lichtflits) dan kun je dat niet meteen zien op plaats 2. Dit komt omdat licht er een tijdje over doet om van plaats 1 naar plaats 2 te reizen.
Dit is wat je ziet in dit ruimtetijddiagram: verticaal staat namelijk de tijd en horizontaal de plaats. De schuine lijn die vanaf punt A schuin naar boven loopt stelt een lichtstraal voor afkomstig van de lichtflits (de “gebeurtenis”). Je ziet dat het een tijdje duurt voordat het licht bij lijn 2 is aangekomen. De totale vertraging door het reizen van het licht is waar het in deze opgave over gaat.
Op donderdag 12 okt 2017 om 15:13 is de volgende vraag gesteld Bij vraag f, waarom vindt gebeurtenis C plaats op t=3?
Zou gebeurtenis C ook op bijvoorbeeld t=4 kunnen plaatsvinden?
Op donderdag 12 okt 2017 om 15:14 is de volgende reactie gegeven Ooh ik zie het al! Het moet natuurlijk op dezelfde tijd plaatsvinden.
Erik van Munster reageerde op donderdag 12 okt 2017 om 15:47 Klopt, mooi dat je het zelf al zag: Staat inderdaad in de vraag 'op hetzelfde moment als gebeurtenis B bij waarnemer 2'