In de formule komen t en t½ alleen in de combinatie t / t½ voor (t gedeeld door t½). Dit is onafhankelijk van de eenheid die we voor t en t½ gebruiken. Stel bijvoorbeeld dat t = 5,0 uur en t½ = 2,0 uur. Er geldt dan
t / t½ = 5,0 uur / 2,0 uur = 2,5
Als we alles in seconden zouden uitrekenen zouden we op precies hetzelfde uitkomen: 5,0 uur is gelijk aan 5,0·60·60 = 18000 s en 2,0 uur is gelijk aan 2,0·60·60 = 7200 s. We komen dan op
t / t½ = 18000 s / 7200 s = 2,5
De eenheid die we voor t en t½ gebruiken maakt dus niks uit zolang we er maar voor zorgen dat we voor beiden dezelfde eenheid gebruiken.
Opgave b
De formule luidt
N(t) = N0 · ½t / t½
Beide kanten door N0 delen geeft
N(t) / N0 = ½t / t½
Aan de rechterkant staat nu ½ tot de macht t / t½. Om dit machtsverheffen weg te werken nemen we links en recht de logaritme met grondtal ½
½log (N(t)/N0) = t / t½
Op je rekenmachine zit geen knop voor logaritme met grondtal ½ maar wel voor grondtal 10. Grondtallen van logaritmes kun je omzetten met alog u = blog u / blog a. We kunnen dus schrijven
10log (N(t)/N0) / 10 log ½ = t / t½
Hieruit volgt
t / t½ = log (N(t)/N0) / log ½
(log in bovenstaande formule is de normale logaritme met grondtal 10 zoals je die met je rekenmachine kunt uitrekenen)
Opgave c
We vullen in bovenstaande formule in:
N0 = 8,7·1022 N(t) = 1,8·1022
We vinden dan
t / t½ = log ( 1,8·1022/ 8,7·1022) / log ½ = log 0,206897 / log ½
t / t½= -0,68425 / -0,30103 = 2,2730
Voor de halveringstijd geldt dan
t½ = t / 2,2730 = 24 uur / 2,2730 = 10,558 uur
Afgerond is dit een halveringstijd van 11 uur. In BINAS tabel 25A vinden we bij de isotopen van lood dat dit afgerond hetzelfde is als de halveringstijd van 212Pb is.
Opgave d
Als er nog maar 1,0% over is is N(t)/N0 gelijk aan 0,01. Invullen in de formule geeft
t / t½ = log 0,01 / log ½ = -2 / -0,30103 = 6,6439