Vallen is een eenparig versnelde beweging met eindsnelheid 0. Hiervoor geldt s = 0.5·a·t
. Hieruit volgt t = √
. Invullen van de hoogte van 1,5 m en a = 9,81 ms
= 0,553 s. Voor de snelheidtoename van een vallend voorwerp geldt Δv = a·t. Invullen van t
. Afgerond is dit 5,4 ms
.
(tabel 31). Voor de snelheidtoename van een vallend voorwerp geldt Δv = a·t. Hieruit volgt t = Δv/a. Invullen van Δv = 5,429 ms
geeft de tijd nodig om deze snelheid te bereiken: 3,35 s. Voor de afgelegde weg tijdens de val geldt: s = 0.5·a·t
. Invullen van t = 3,35 s en a = 1,62 ms
(g) geeft s = 9,090 m. Afgerond 9,1 m.
Eerder gestelde vragen | Maansprong
Op maandag 7 jun 2021 om 17:33 is de volgende vraag gesteld
Bij opgave B had ik gekeken naar hoeveel groter de gravitatieversnelling op aarde was en op de maan, dit was ongeveer 6,05.
Vervolgens heb ik dit keer deze 1,5 meter gedaan. Hierbij kwam ik ook op het goede antwoord. Mag ik het zo ook uitrekenen op het examen of wordt het dan fout gerekend?
Erik van Munster reageerde op maandag 7 jun 2021 om 18:48
Dat is ook goed alleen moet je bij examens meestal ook zeggen hoe je aan je antwoord komt. Je zult dus ( in woorden of met formules) moeten uitleggen waarom je het zo moet doen.
Op donderdag 13 sep 2018 om 21:54 is de volgende vraag gesteld
Ik snap de formule bij A niet helemaal? Waarom doe je daar t^2?
Erik van Munster reageerde op donderdag 13 sep 2018 om 23:23
Vallen is een eenparig versnelde beweging. Dit betekent dat de snelheid niet constant is maar per seconde toeneemt met 9,81 m/s (op aarde). Voor de snelheid in het begin en op het moment dat het op de grond valt geldt dan
vbegin=0
veind=a*t
De afgelegde weg tijdens het vallen kunnen we berekenen met s=v*t. De v in deze formule is de gemiddelde snelheid tijdens het vallen. Dit is het gemiddelde van vbegin en veind en is dus
vgem=(vbegin+veind)/2
vgem=(0 + a*t)/2
vgem=0,5*a*t
Als je dit invult in s=v*t krijg je
s=(0,5*a*t)*t
s = 0,5* a * t^2
Vandaar het kwadraat
Op donderdag 30 mrt 2017 om 20:59 is de volgende vraag gesteld
In het algemeen geldt: v = a . t
Ook geldt: s = v . t
Dan zou je denken dat geldt: s = a . t^2
Als ik dit echter voor opgave a invul, krijg ik een andere waarde dan de juiste voor t.
Hoe kan dit?
Erik van Munster reageerde op vrijdag 31 mrt 2017 om 09:33
Met de formule v = a*t bereken je de eindsnelheid die je hebt na een tijd t.
Met de formule s =v*t bereken je de afstand die je aflegt in een tijd t als je beweegt met een snelheid v. In de eerste formule is v de eindsnelheid. In de tweede formule is v de gemiddelde snelheid. Dit is de reden dat je niet zomaar de ene v in de de andere kunt invullen.
Stel je voor dat je begin met een snelheid van 0 m/s en na een tijd t heb je een snelheid van 30 m/s. De gemiddelde snelheid tijdens het versnellen is dan het gemiddelde van 0 en 30 en dat is 15 m/s. Kortom: De gemiddelde snelheid is de helft van de eindsnelheid en in je formule moet dus nog een factor 0,5 staan. Als je hier rekening mee houdt wordt de uiteindelijke formule boven dus
s = 0,5 * a *t^2