Als één van de staafjes magnetisch is en het andere niet maar wel van ijzer zal het ijzeren staafje altijd aangetrokken worden door de magneet. Onder invloed van de magneet zal het ijzeren staafje namelijk tijdelijk magnetisch worden. Er vormt zich aan de kant van de magneet een pool tegengesteld aan de magneetpool. Als bijvoorbeeld de noordpool van de magneet bij een stuk ijzer wordt gehouden zal zich in het ijzer tijdelijk een zuidpool aan die kant vormen. Als de zuidpool van een magneet bij een stuk ijzer wordt gehouden zal er een tijdelijk noordpool aan die kant ontstaan. Resultaat is dat er zo altijd twee verschillende polen bij elkaar in de buurt komen en dat er altijd een aantrekkende kracht zal zijn. Als de magneet weer weggehaald wordt verdwijnt de magnetische eigenschappen van het ijzeren staafje weer. Dit verschijnsel wordt magnetische influentie genoemd.
Door het uiteinde van een staafje tegen het midden van het andere staafje te houden wordt dit duidelijk:
Als je de magneet tegen het midden van het niet-magnetische staafje houdt is er wél aantrekking.
Als je het ijzeren staafje tegen het midden van de magneet houdt is er géén aantrekking.
Eerder gestelde vragen | Magneten
Op zondag 17 nov 2019 om 14:33 is de volgende vraag gesteld
Waarom is er bij vraag b eigenlijk geen aantrekking als je het staafje tegen de magneet houdt?
Erik van Munster reageerde op zondag 17 nov 2019 om 16:31
Er zit geen noord- of zuidpool op de plaats waar je het ijzeren staafje tegenaan houdt. De veldlijnen binnen in de magneet waar je hem tegenaan houdt lopen dwars en zijn niet naar het staafje toe- of af gericht. Ze zorgen dus niet voor een aantrekkende of afstotende kracht.