Een kern die tegen het magneetveld in gericht staat heeft een hogere energie dan een kern die met het magneetveld mee gericht staat. Het energieverschil tussen deze twee toestanden is constant voor een bepaalde sterkte van het magneetveld en atoomsoort. De ontvangen en uitgezonden fotonen hebben een fotonenergie die precies pas bij dit energieverschil. Ze hebben dus een constante frequentie en golflengte.
MHz.
In BINAS tabel 19B zien dat alle straling met frequentie beneden de 100.000 MHz tot de radiostraling wordt gerekend. 360 MHz is dus radiostraling.
In het plaatje zien we dat dit hoort bij de magnetische veldsterkte die in het hoofd van de patient heerst.
De magnetische veldsterktes die nodig zijn voor MRI zijn enorm groot (tot 12 T). Hiervoor worden gigantische spoelen gebruikt van supergeleidend materiaal dat gekoeld moet worden met vloeibaar helium. Dit is enorm kostbaar en neemt alles bij elkaar zeer veel ruimte in beslag. Ook kan MRI niet gebruikt worden bij patienten die metalen in hun lichaam hebben zitten. Implantaten en pacemakers zijn een probleem. Door de enorme magnetische veldsterktes zouden deze met zeer gote kracht aangetrokken worden.
Eerder gestelde vragen | MRI
Op zondag 25 mrt 2018 om 18:06 is de volgende vraag gesteld
Beste Erik,
'Een kern die tegen het magneetveld in gericht staat heeft een hogere energie dan een kern die met het magneetveld mee gericht staat.'
vraag a, komt dit doordat de kern die tegen het magneetveld al gericht staat een foton heeft opgenomen en daardoor dus een hogere energie heeft? Andersom hetzelfde
bij voorbaat dank
groetjes
Erik van Munster reageerde op zondag 25 mrt 2018 om 20:57
Ja dat klopt. In het linkerplaatje hierboven zie je dat een kern die tegen het magneetveld in gericht staat (2) daarvóór eerst een foton heeft moeten absorberen (1). De kern heeft dus inderdaad een hogere energie. Bij het terugvallen naar met het magneetveld méé (3) gaat hij weer naar een lagere energie en wordt er een foton uitgezonden.