Het verkeerd gebruiken van een meetinstrument, zoals het niet recht van voren kijken bij een thermometer, is een systematische fout. Daarnaast is er ook sprake van meetonzekerheid zoals bij alle metingen.
Opgave b
Elk meetinstrument heeft een beperkte nauwkeurigheid. Met een geodriehoek kunnen je tot op de millimeter nauwkeurig aflezen en door heel goed te kijken ook nog wel op de halve mm maar veel nauwkeuriger lukt niet. Hierdoor maak je altijd een kleine fout. Er is dus altijd een afwijking tussen de echte lengte en de gemeten lengte. Als deze afwijking komt door de beperkte nauwkeurigheid van het meetinstrument heet dit meetonzekerheid. De fout die gemaakt wordt door meetonzekerheid wordt ook wel een 'toevallige' fout genoemd. Er is bij elke meting sprake van meetonzekerheid, hoe nauwkeurig een meetinstrument ook is.
Opgave c
Dit is het verkeerd gebruiken van een meetinstrument. Het vloeistofniveau in een maatcilinder moet afgelezen worden op de onderkant van de bolling dus juist niet waar de vloeistof het glas raakt. Dit is dus een systematische fout. Daarnaast is er ook nog sprake van meetonzekerheid net zoals bij alle metingen.
Vraag over opgave "Meetfouten"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.