De temperatuur neemt toe van 20 °C tot 100 °C. ΔT = 100 -20 = 80°C. Invullen van de formule geeft
Q = C · ΔT = 450 · 80 = 36000 J
Afgerond op twee cijfers is dit 36 kJ.
Opgave b
500 mL = 500·10-6 m3. De dichtheid van water is 998,2 kg m-3 (BINAS tabel 11). Voor de massa geldt m = ρ·V = 998·500·10-6 = 0,4991 kg. De soortelijke warmte van water is 4180 J kg-1 K-1. Voor de warmte nodig voor het opwarmen geldt
Q =c·m·ΔT
Q = 4180 · 0,4991 · 80 = 166899,04 J
Afgerond is dit 1,7·105 J.
Opgave c
De dichtheid van melk is 1030 kg m-3 (BINAS tabel 11 ,we nemen het gemiddelde). Voor de massa geldt m = ρ·V = 1030·500·10-6 = 0,515 kg. De soortelijke warmte van melk is 3,9·103 Jkg-1K-1. Voor de warmte nodig voor het opwarmen geldt
Q =c·m·ΔT
Q = 3,9·103· 0,515 · 80 = 160680 J
Hier komt nog bij de warmte die het kost om het pannetje op te warmen (vraag a). Totaal wordt dan 160680 + 36000 = 196680 J. Afgerond is dit 2,0·105 J.
Vraag over opgave "Opwarmen"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.
Eerder gestelde vragen | Opwarmen
Op dinsdag 30 jun 2020 om 21:22 is de volgende vraag gesteld Beste Erik,
Bij vraag is de massa niet gegeven van de pan, mag/kan je dan wel gewoon de toe te voeren warmte berekenen?
Erik van Munster reageerde op dinsdag 30 jun 2020 om 21:43 Klopt, de massa is niet gegeven. Maar die heb je hier ook niet nodig omdat je de warmtecapaciteit van de pan weet. Voor berekeningen met warmtecapaciteit heb je de massa niet nodig: in de formule die je hier gebruikt komt ook geen ‘m’ voor.
Op dinsdag 2 jun 2020 om 11:56 is de volgende vraag gesteld Beste Erik,
Bij vraag a heeft u 500ml omgekerend naar 500·10-3 m3. Maar 500 ml is 0.5 liter en 0.5 liter is 0.5 dm3. 0.5 dm3 is weer 0.5 ·10-3 m3. Is mijn berekening fout?
Erik van Munster reageerde op dinsdag 2 jun 2020 om 13:06 Nee hoor, je berekening is prima. Er had moeten staan 500 mL = 500*10-6 m3^. Heb het net verbeterd. Dank voor je oplettendheid.