Parasaurolophus

Opgave a

Voor een buis met één gesloten en één open uiteinde geldt dat er precies ¼λ in de buis pas in de grondtoon. Dit volgt ook uit de formule (zie BINAS tabel 35-B2):

L = (2n-1)·¼·λ

Wanneer we hier n=1 invullen (grondtoon) vinden we

L = ¼·λ

Dit betekent dat de golflengte (λ) 4 keer de lengte van de buis is. Bij een buislengte van 1,8 m vinden we zo een golflengte van 4·1,8 = 7,2 m. De frequentie kunnen we vervolgens uitrekenen met v=f·λ. De geluidsnelheid vinden we in BINAS tabel 15A (bij T = 293 K): 343 ms^-1. We vinden dan

f = v/λ = 343 / 7,2 = 47,6389 Hz

Afgerond 48 Hz.

Opgave b

Voor de boventonen in een buis met een gesloten en een open uiteinde geldt dat de frequenties zich verhouden als

1, 3, 5, 7, 9, 11,…

Dit blijkt o.a. de formule die we bij vraag a hebben gebruikt waar de factor (2n-1) in voorkomt. Wanneer we hier n=1,2,3… invullen komen vanzelf de genoemde verhoudingen naar voren.

240 Hz is precies 5 keer 48 Hz. Aan de reeks hierboven zien we dat dit de tweede boventoon is vanaf de grondtoon.

Opgave c

Als de lengte van de buis kleiner is is ook de golflengte (λ) kleiner. Volgens de formule f=v/λ betekent een kleinere golflengte een hogere frequentie. Het geluid van de vrouwtjes zal dus hoger hebben geklonken dan dat van de mannetjes.

Opgave d

Dylan heeft gelijk als hij zegt dat de frequentie bepaalt hoe hoog we iets horen. Maar hij heeft geen gelijk bij de rest van zijn redenatie. Waar het hier om gaat is hoe de frequentie van het geluid bepaald wordt. Deze ontstaat door resonantie bij een buis met een vaste lengte. De golflengte blijft hetzelfde maar de frequentie die bij deze golflengte hoort verandert wél als de geluidssnelheid verandert. Volgens f = v/λ zal de frequentie toenemen bij toenemende geluidssnelheid. Ook Sara heeft geen gelijk. De golflengte is namelijk niet datgene wat er verandert.

Vraag over opgave "Parasaurolophus"?

Typ hier je vraag

Stel je vraag     Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers