dNa is het aantal vervallen kernen van stof A in het afgelopen tijdsinterval. Stof A vervalt naar stof B dus er komen evenveel nieuwe kernen van stof B bij als er kernen van stof A vervallen. Met stof B gebeuren dus twee dingen: Er vervallen kernen en er komen kernen bij.
Opgave b
Stof C is stabiel. Er hoeft dus geen regel te komen waarin het verval van stof C wordt berekend zoals bij stof A (regel 1) en stof B (regel 2). De hoeveelheid van stof C neemt alleen maar toe namelijk bij het verval van stof B. De toename van stof C in elk tijdsinterval is gelijk aan de afname van stof B. Er moet dus een rekenregel bijkomen waarbij de hoeveelheid van stof C (Nc) steeds opgehoogd wordt met de afname in stof B (dNb). Ook met er een nieuwe startwaarde bij namelijk: Nc = 0 (de beginhoeveelheid van stof C is namelijk 0 deeltjes). De modelregels worden dan
1 dNa := Na - Na*(1/2)^(dt/tha) 2 dNb := Nb - Nb*(1/2)^(dt/thb) 3 Na := Na - dNa 4 Nb := Nb - dNb + dNa 5 Nc: = Nc + dNb 6 t:=t+dt
Opgave c
De kernen worden steeds in elkaar omgezet:
stof A → stof B → stof C
Omdat stof C niet verder vervalt blijft de totale hoeveelheid kernen hetzelfde. De optelsom van alle kernen blijft dus gelijk aan de beginhoeveelheid van stof A namelijk 1,0·1022 kernen. Op elk moment geldt dus
Na + Nb + Nc = 1,0·1022
Voor het aantal kernen van stof C geldt dus
Nc = 1,0·1022 - Na - Nb
Na en Nb kunnen we aflezen uit de grafiek. Als we Nc op deze manier uitrekenen volgt onderstaande grafiek. Uiteindelijk wordt alles omgezet worden in stof C en zullen Na en Nb 0 worden en zal Nc gelijk worden aan 1,0·1022.