Er is hier sprake van resonantie. Als de zetjes precies dezelfde frequentie hebben als de frequentie van de vering van de vrachtwagen + lading zal de amplitude bij elk zetje steeds toenemen en de lading steeds meer gaan trillen. De frequentie waarin de zetjes gegeven worden wordt bepaald door de snelheid van de vrachtauto over de platen. Bij een bepaalde snelheid zal de resonantie het sterkst zijn.
De vrachtauto rijdt met een constante snelheid van 9,0 km/h. Dit is gelijk aan 9,0 / 3,6 = 2,5 ms
. Voor de tijd die nodig is om de afstand van één plaat af te leggen geldt t =s/v = 2,0 m / 2,5 ms
= 0,80 s. De zetjes komen dus met een periode van 0,80 s. Omdat bij deze snelheid er sprake is van maximale resonantie moet de trillingstijd van de vrachtauto + lading ook gelijk zijn aan 0,80 s. De vrachtauto gedraagt zich als een massa-veersysteem waarvoor geldt
.
De afstand tussen de wielen is 4,0 m en die tussen de platen 2,0 m. Dit betekent dat als het voorwiel een zetje krijgt bij een overgang tussen twee platen, het achterwiel op hetzelfde moment een zetje krijgt van een overgang tussen twee andere platen. Als de afstand tussen de wielen 5 meter zou zijn zou het achterwiel een halve plaat achterlopen met de zetjes. De achterwielen krijgt dan steeds een zetje halverwege de zetjes van het voorwiel. Dit betekent dat de zetjes met een twee keer zo grote frequentie komen. Om de periode van zetjes weer gelijk te krijgen aan 0,80 s voor maximale resonantie zou de vrachtauto met halve snelheid moeten rijden. In plaats van 9,0 km/h dus 4,5 km/h.
Eerder gestelde vragen | Resonantie
Op donderdag 24 feb 2022 om 16:44 is de volgende vraag gesteld
Hoe komt u bij het antwoord 4,5 km/h bij vraag C? Ik snap niet waarom als de frequentie 2x zo hoog wordt dat de snelheid dan 2x zo klein moet zijn.
Erik van Munster reageerde op donderdag 24 feb 2022 om 21:17
De frequentie wordt bij vraag c twee keer zo groot omdat de achterwielen ook meedoen. De vraag is hoe de frequentie weer zo laag kan worden dat weer resonantie plaatsvindt. Dit betekent dat de frequentie 2x zo laag moet worden. Dit kan door de snelheid ook 2x zo laag te maken.
Vandaar van 9,0 naar 4,5 km/h.
Op donderdag 18 feb 2021 om 12:06 is de volgende vraag gesteld
"De achterwielen krijgt dan steeds een zetje halverwege de zetjes van het voorwiel. Dit betekent dat de zetjes met een twee keer zo grote frequentie komen." Hoezo is de frequentie twee keer zo groot als de achterwielen halverwege het zetje van het voorwiel een zetje krijgen? Ik snap het verband niet tussen deze twee zinnen.
Erik van Munster reageerde op donderdag 18 feb 2021 om 16:33
Stel de frequentie van de zetjes van het voorwiel is 2 Hz. Elke 0,5 s is er dan een zetje van het voorwiel. Als de zetjes van het achterwiel hier precies tussenin vallen is er dus elke 0,25 s een zetje. De frequentie is dan dus 4 Hz geworden.
Op vrijdag 16 feb 2018 om 14:10 is de volgende vraag gesteld
"Dit betekent dat de zetjes met een twee keer zo grote frequentie komen. Om de periode van zetjes weer gelijk te krijgen aan 0,80 s voor maximale resonantie zou de vrachtauto met halve snelheid moeten rijden". Waarom wordt de snelheid 2 keer zo klein en niet twee keer zo groot? V= labda x f. Wanneer de frequentie 2 keer zo groot wordt volgt uit de formule dat V ook 2 keer zo groot wordt aangezien labda gelijk blijft.
Erik van Munster reageerde op vrijdag 16 feb 2018 om 15:08
Je kunt het inderdaad ook met de frequentie beredeneren: De frequentie van de zetjes is te groot als de snelheid te hoog is. Dit betekent dat de frequentie twee keer zo klein moet worden. Hieruit volgt dat de vrachtauto met halve snelheid zou moeten rijden.
Eigenlijk geldt de formule v=f*lambda alleen voor golven en dit is geen golf. Wel geldt er dat de frequentie en de snelheid evenredig met elkaar zijn. Dus: Twee keer lagere frequentie = twee keer lagere snelheid.
Op woensdag 1 nov 2017 om 08:20 is de volgende vraag gesteld
Waar komt de 0.80 voor de trillingstijd vandaan?
Erik van Munster reageerde op woensdag 1 nov 2017 om 10:07
Als er resonantie is is de trillingstijd gelijk aan de tijd tussen de hobbeltjes. Deze tijd reken je uit m.b.v. de afstand tussen de hobbeltjes en de snelheid van de vrachtauto. De vrachtauto rijdt met constante snelheid en dan geldt.
v = afstand / tijd
De tijd is dan dus
afstand / v
2,0 / 2,5 = 0,80 s
vandaar...