Als Laura haar vriendin Martha een zetje geeft oefent ze een kracht op Martha uit. Deze kracht zorgt er voor dat Martha versnelt. Volgens de derde wet van Newton oefent Martha dan ook een kracht op Laura uit. Er geldt
FLaura op Martha = - FMartha op Laura
Met het minteken wordt aangegeven dat de richting van de twee krachten tegengesteld is. De twee krachten hebben een verschillend aangrijppunt. De linkerkracht werkt op Martha. De rechterkracht werkt op Laura. Op Laura werkt dus een kracht tegengesteld aan de kracht waarmee ze Martha wegduwd waardoor ze naar achter geduwd wordt.
Opgave b
De kracht die de vriendinnen op elkaar uitoefenen is gelijk maar de versnelling die ze als gevolg van de kracht krijgen hangt niet alleen van de kracht af maar ook van de massa. Uit de tweede wet van Newton volgt a = F/m. Bij gelijke kracht geldt dus: Hoe groter de massa hoe kleiner de versnelling. Aangezien Laura een kleinere versnelling krijgt bij dezelfde kracht weten we dat haar massa groter dan die van Martha.
Vraag over opgave "Skaten"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.