Voor een snaar die in de grondtoon (n=1) trilt geldt altijd dat er precies een halve golflengte op de snaar past. De halve golflengte is dus gelijk aan 1,00 m. De hele golflengte is dus 2,00 m. Uit v = f·λ volgt voor de frequentie f = v/λ. Invullen van v 200 ms-1 en λ = 2,00 m geeft
f = 200/2,00 = 100 Hz
Opgave b
In de eerste boventoon (n=2) passen er twee halve golflengtes op de snaar. De golflengte is nu dus gelijk aan de snaarlengte: 1,00 m. Invullen van dezelfde formule als hierboven geeft
f = 200/1,00 = 200 Hz.
Opgave c
Zelfde berekening als vraag a alleen met een kortere snaarlengte: Voor een snaar die in de grondtoon (n=1) trilt geldt altijd dat er precies een halve golflengte op de snaar past. De halve golflengte is hier dus gelijk aan 0,80 m. De hele golflengte is dus 1,60 m. Uit v = f·λ volgt voor de frequentie f = v/λ. Invullen van v 200 ms-1 en λ = 1,60 m geeft
f = 200/1,60 = 125 Hz
Het korter maken van de snaar zorgt dus voor een hogere toon.
Opgave d
Bij n=3 passen er drie halve golven op de snaar. De snaarlengte is 25 cm en een halve golflengte is dus ⅓ van 0,25 m. Dit is 0,083333 m. De hele golflengte is dus 2·8,3333 = 0,166667 m. Berekening van de frequentie is verder hetzelfde als hierboven
f = 200/0,166667 = 1200 Hz
Afgerond op drie cijfers is dit 1,20·103 Hz.
Vraag over opgave "Snaartrillingen"?
Hou mijn naam verborgen voor andere bezoekers
Sorry
: (
Als je een vraag wil stellen moet je eerst inloggen.
Eerder gestelde vragen | Snaartrillingen
Over "Snaartrillingen" zijn nog geen vragen gesteld.